Het idee was als volgt: doorrijden tot Salvador, en op zijn hoogst op enkele plaatsen langs de kust stoppen, omdat de doorgaande "kust"weg (BR 101) zo'n 80 kilometer uit de kust ligt. "Even" een kustplaatsje bekijken kost je dus 160 kilometer rijden. Dichter langs de kust gelegen wegen stranden namelijk altijd op een of andere manier op een riviermonding of lagune, zodat je uiteindelijk toch weer naar die BR 101 terug moet om door te kunnen.
Echter, omdat het havenstadje Ilhéus slechts 30 km van de BR 101 verwijderd was, besloten we ook dit aan te doen. Daarna wilden we door tot Cumumbu, en vervolgens de BR 101 verlaten om wel dichter langs de kust te rijden, de laatste 100 km tot Salvador. Via die route kom je uit aan de zuidkant van de mond van Baia Todos os Santos, de grootste baai van Brazilië. En aan de Noordkant van die mond ligt Salvador, (min of meer) onze eindbestemming.
De Todos os Santos baai heet zo omdat één van de eerste ontdekkingsreiziger deze baai voor het eerst invoer op Allerheiligen. Niet veel later werd de stad Salvador gesticht aan de monding, en deze stad zou ruim een eeuw de hoofdstad van Brazilië zijn. Om deze baai heen rijden zou minstens anderhalve dag kosten, maar gelukkig is er een veerdienst over de monding.
Vanaf Ilhéus zouden we ook voorzichtig alvast gaan kijken naar woonruimte, want het plan was om de laatste vijf maanden van ons verblijf in Brazilië ergens in de buurt van Salvador te gaan wonen - voor ons was dat dus ergens tussen Ilhéus (300 km ten Zuiden van Salvador) en Praia do Forte (zo'n 100 km ten Noorden).
Halverwege op de weg van Itabuna naar Ilhéus (de namen van de plaatsen hier zijn een vreemde mengeling van de oorspronkelijke indiaanse namen en afrikaanse en portugese namen) passeerden we alweer een heuse universiteit. Tientallen studenten en studentes stonden langs de weg ervoor en om een lift naar hetzij Ilhéus, hetzij Itabunda te bedelen. We passeerden drie meisjes, die giechelend hun hand uitstaken naar onze bus, maar toen ik me realiseerde dat ze aan het liften waren, was ik er alweer voorbij, en terugkeren was nogal lastig. Dus reden we maar door, want het leek ons niet moeilijk om daar een lift te krijgen. We kwamen langs redelijk tot goed onderhouden fazenda's en sobere huisjes. Aan onze rechterhand een mooie brede rivier waarin mensen aan het vissen en soms aan het zwemmen waren. Het maakte een vriendelijke indruk, en op een vreemde manier had ik het gevoel dat ik thuiskwam. In Ilhéus vonden we snel een goedkoop en redelijk vervallen, maar goed hotel (Sao Jorge), en togen vervolgens op weg naar de kathedraal op zoek naar een eetgelegenheid. Op een pleintje vlak bij de kathedraal was een lange, erg zwarte man bezig een trampoline op te zetten. Hij droeg een felrood T shirt met een wit kruis erop (zoals een zwitsers zakmes) en had een petje op met een tekst in het duits. Interessanter nog (voor Jitse) was dat er kinderen rondreden op twee electrische motorfietsjes, die deze man bleek te verhuren
Een aantal straatschoffies hielp hem met het bijhouden van de tijd, en het begeleiden van de kinderen op de fietsjes en op de trampoline, en het viel op hoe vriendelijk en rustig hij met de springers en deze kinderen omging.
Jitse en Ibrich mochten eerst samen met een hele troep kleinere kindjes op de trampoline. Een van deze kindjes, net zo groot als Ibrich sprong werkelijk de sterren van de hemel. Onvermoeibaar hipte hij op zijn korte beentjes over de trampoline, terwijl Jitse veel bijkijks trok terwijl hij als een dolle rondjes probeerde te rennen, en diverse keren bijna, of helemaal met zijn kop tegen een pilaar ramde. Ibrich zat het aan de kant allemaal met een brede schaterlach aan te kijken, en probeerde af en toe met op handen en voeten met de kont in de lucht te gaan staan om vervolgens weer door Jitse omver gelopen te worden. Nadat de kinderen 5 minuten 'gesprongen' hadden, mocht Jitse op een motorfiets, wat hij geweldig vond. Ibrich wilde natuurlijk de trampoline niet verlaten, maar toen ze door deze grote zwarte man eraf getild werd, leek ze dit toch te accepteren, en zich zeer thuis te voelen in zijn armen, en toen ik in het portugees zei dat ze de man een kusje moest geven deed ze dat ook, tot vertedering van de omstanders. Vervolgens mocht ze bij haar grote broer achterop, maar het leek ons toch veiliger voorop, met het gevolg dat Ibi het stuur overnam en het hele plein onveilig maakte, terwijl Jitse achterop zat en er niets meer over te zeggen had! Iets van haar overgrootoma aan wie door de hulpmiddelencommissie ooit een scootmobiel geweigerd werd omdat ze een groot gevaar voor haar medeweggebruikers zou zijn heeft Ibi wel.
Daarna verwijderden we de kinderen wreed maar beslist van de motorfietsen en gingen een hapje eten bij een van de weinige eetgelegenheden die op de maandagavond open was; Vesuvius. Een restaurant met een arabische kaart, en live muziek van een gitarist. Aan een van de tafeltjes zat een stenen beeld van de beroemde braziliaanse schrijver Jorge Amado die afkomstig was uit Ilhéus, en nog tijdens zijn leven ereburger van het plaatsje geworden was. Hij is in 2002 overleden.
Na het eten, wat enigszins verstoord werd door de aanwezigheid van een tweetal agressief bedelende en onder invloed verkerende junks (waarvan een een jongen van een jaar of 14 (!)) raakten we in gesprek met Thomas, zoals de trampoline-man bleek te heten. Hij vertelde dat hij drie jaar in Zwitserland had gewoond, maar uiteindelijk toch weer was teruggekeerd naar zijn wortels in Ilhéus. Het bleek een zeer aardige en intelligente man en op de een of andere manier klikte het meteen. Hij bood spontaan aan ons de volgende dag met zijn auto langs twee appartementen van vrienden van hem te rijden. Mogelijk hadden zij iets geschikts voor ons als we zouden besluiten Ilhéus als woonplaats te verkiezen. We spraken af de volgende ochtend om 9 uur op het pleintje, en wisselden telefoonnummers uit.
De volgende ochtend bevonden we ons om 9 uur op het pleintje, maar we vroegen voor de zekerheid de tijd toch nog maar even na. Mijn telefoon had zich namelijk de dag ervoor automatisch omgezet naar zomertijd. Volgens twee vriendelijke politieagenten was het inderdaad overal in Brazilie nu zomertijd, behalve in Bahia, waar ze er niet aan meededen! Het was dus nog acht uur. Aangezien het centrum van Ilhéus aan het strand ligt, besloten we dus nog een uurtje naar het strand te gaan. Daar vermaakten de kinderen zich opperbest in een diepe poel met warm water.
Rond 9 uur toog ik weer naar het pleintje, en zat daar een tijdje de mensen te observeren. Het viel me op dat een flink aantal mensen een of andere kwaal had. Een spastische jongen, een gezin met een meisje met een halfzijdige aangezichtsverlamming. Er bleek een medische kliniek op een halve straat afstand. Ook was er een jonge man met een lelijk ontstoken hand, die om geld voor medicatie bedelde, en daarmee ook succes had bij een goedhartige dame. Zelf had ik hem niets gegeven, omdat de enige manier om hem te helpen zou zijn om met hem naar de apotheek te gaan en hem daar ter plekke antibiotica te laten inslikken, en dit vijf dagen achtereen te herhalen. Bovendien was hij op een junkerige manier zeer persistent, wat mij deed afvragen of hij de wond niet zelf gemaakt had om daarmee gemakkelijker geld los te krijgen. (Later kreeg ik dit bevestigd door een van de helpertjes van Thomas; de jongen maakt deze wond zelf, en infecteert hem keer op keer om geld te verzamelen voor drugs).
Iets over negenen verscheen Thomas met bijna zwitserse precisie. Hij nam ons mee naar een klein appartementje in het centrum. De mensen die het runden, een zwitser en zijn braziliaanse vrouw, waren erg vriendelijk, de prijs was goed, en ook de overige bewoners van het complex leken aardig en betrouwbaar. Maar vervolgens nam hij ons mee naar een pousada (soort hotel) aan zee, enige km van het centrum. Dit hotel behoorde toe aan de moeder van Thomas ex vriendin uit Zwitserland.
Het plan was echter om nog verder te gaan kijken tot even voorbij Salvador. Dus te
gen het middaguur zaten we weer in onze bus verder op weg naar het Noorden, maar na een kilometer of 10 stopten we de bus, hebben we alles eens goed op een rijtje gezet, en maakten we rechtsomkeert.
De reis was over. We zijn thuis in Ilheus...
Adres volgt.
Echter, omdat het havenstadje Ilhéus slechts 30 km van de BR 101 verwijderd was, besloten we ook dit aan te doen. Daarna wilden we door tot Cumumbu, en vervolgens de BR 101 verlaten om wel dichter langs de kust te rijden, de laatste 100 km tot Salvador. Via die route kom je uit aan de zuidkant van de mond van Baia Todos os Santos, de grootste baai van Brazilië. En aan de Noordkant van die mond ligt Salvador, (min of meer) onze eindbestemming.
De Todos os Santos baai heet zo omdat één van de eerste ontdekkingsreiziger deze baai voor het eerst invoer op Allerheiligen. Niet veel later werd de stad Salvador gesticht aan de monding, en deze stad zou ruim een eeuw de hoofdstad van Brazilië zijn. Om deze baai heen rijden zou minstens anderhalve dag kosten, maar gelukkig is er een veerdienst over de monding.
Vanaf Ilhéus zouden we ook voorzichtig alvast gaan kijken naar woonruimte, want het plan was om de laatste vijf maanden van ons verblijf in Brazilië ergens in de buurt van Salvador te gaan wonen - voor ons was dat dus ergens tussen Ilhéus (300 km ten Zuiden van Salvador) en Praia do Forte (zo'n 100 km ten Noorden).
Halverwege op de weg van Itabuna naar Ilhéus (de namen van de plaatsen hier zijn een vreemde mengeling van de oorspronkelijke indiaanse namen en afrikaanse en portugese namen) passeerden we alweer een heuse universiteit. Tientallen studenten en studentes stonden langs de weg ervoor en om een lift naar hetzij Ilhéus, hetzij Itabunda te bedelen. We passeerden drie meisjes, die giechelend hun hand uitstaken naar onze bus, maar toen ik me realiseerde dat ze aan het liften waren, was ik er alweer voorbij, en terugkeren was nogal lastig. Dus reden we maar door, want het leek ons niet moeilijk om daar een lift te krijgen. We kwamen langs redelijk tot goed onderhouden fazenda's en sobere huisjes. Aan onze rechterhand een mooie brede rivier waarin mensen aan het vissen en soms aan het zwemmen waren. Het maakte een vriendelijke indruk, en op een vreemde manier had ik het gevoel dat ik thuiskwam. In Ilhéus vonden we snel een goedkoop en redelijk vervallen, maar goed hotel (Sao Jorge), en togen vervolgens op weg naar de kathedraal op zoek naar een eetgelegenheid. Op een pleintje vlak bij de kathedraal was een lange, erg zwarte man bezig een trampoline op te zetten. Hij droeg een felrood T shirt met een wit kruis erop (zoals een zwitsers zakmes) en had een petje op met een tekst in het duits. Interessanter nog (voor Jitse) was dat er kinderen rondreden op twee electrische motorfietsjes, die deze man bleek te verhuren
Een aantal straatschoffies hielp hem met het bijhouden van de tijd, en het begeleiden van de kinderen op de fietsjes en op de trampoline, en het viel op hoe vriendelijk en rustig hij met de springers en deze kinderen omging.
Jitse en Ibrich mochten eerst samen met een hele troep kleinere kindjes op de trampoline. Een van deze kindjes, net zo groot als Ibrich sprong werkelijk de sterren van de hemel. Onvermoeibaar hipte hij op zijn korte beentjes over de trampoline, terwijl Jitse veel bijkijks trok terwijl hij als een dolle rondjes probeerde te rennen, en diverse keren bijna, of helemaal met zijn kop tegen een pilaar ramde. Ibrich zat het aan de kant allemaal met een brede schaterlach aan te kijken, en probeerde af en toe met op handen en voeten met de kont in de lucht te gaan staan om vervolgens weer door Jitse omver gelopen te worden. Nadat de kinderen 5 minuten 'gesprongen' hadden, mocht Jitse op een motorfiets, wat hij geweldig vond. Ibrich wilde natuurlijk de trampoline niet verlaten, maar toen ze door deze grote zwarte man eraf getild werd, leek ze dit toch te accepteren, en zich zeer thuis te voelen in zijn armen, en toen ik in het portugees zei dat ze de man een kusje moest geven deed ze dat ook, tot vertedering van de omstanders. Vervolgens mocht ze bij haar grote broer achterop, maar het leek ons toch veiliger voorop, met het gevolg dat Ibi het stuur overnam en het hele plein onveilig maakte, terwijl Jitse achterop zat en er niets meer over te zeggen had! Iets van haar overgrootoma aan wie door de hulpmiddelencommissie ooit een scootmobiel geweigerd werd omdat ze een groot gevaar voor haar medeweggebruikers zou zijn heeft Ibi wel.
Daarna verwijderden we de kinderen wreed maar beslist van de motorfietsen en gingen een hapje eten bij een van de weinige eetgelegenheden die op de maandagavond open was; Vesuvius. Een restaurant met een arabische kaart, en live muziek van een gitarist. Aan een van de tafeltjes zat een stenen beeld van de beroemde braziliaanse schrijver Jorge Amado die afkomstig was uit Ilhéus, en nog tijdens zijn leven ereburger van het plaatsje geworden was. Hij is in 2002 overleden.
Na het eten, wat enigszins verstoord werd door de aanwezigheid van een tweetal agressief bedelende en onder invloed verkerende junks (waarvan een een jongen van een jaar of 14 (!)) raakten we in gesprek met Thomas, zoals de trampoline-man bleek te heten. Hij vertelde dat hij drie jaar in Zwitserland had gewoond, maar uiteindelijk toch weer was teruggekeerd naar zijn wortels in Ilhéus. Het bleek een zeer aardige en intelligente man en op de een of andere manier klikte het meteen. Hij bood spontaan aan ons de volgende dag met zijn auto langs twee appartementen van vrienden van hem te rijden. Mogelijk hadden zij iets geschikts voor ons als we zouden besluiten Ilhéus als woonplaats te verkiezen. We spraken af de volgende ochtend om 9 uur op het pleintje, en wisselden telefoonnummers uit.
De volgende ochtend bevonden we ons om 9 uur op het pleintje, maar we vroegen voor de zekerheid de tijd toch nog maar even na. Mijn telefoon had zich namelijk de dag ervoor automatisch omgezet naar zomertijd. Volgens twee vriendelijke politieagenten was het inderdaad overal in Brazilie nu zomertijd, behalve in Bahia, waar ze er niet aan meededen! Het was dus nog acht uur. Aangezien het centrum van Ilhéus aan het strand ligt, besloten we dus nog een uurtje naar het strand te gaan. Daar vermaakten de kinderen zich opperbest in een diepe poel met warm water.
Rond 9 uur toog ik weer naar het pleintje, en zat daar een tijdje de mensen te observeren. Het viel me op dat een flink aantal mensen een of andere kwaal had. Een spastische jongen, een gezin met een meisje met een halfzijdige aangezichtsverlamming. Er bleek een medische kliniek op een halve straat afstand. Ook was er een jonge man met een lelijk ontstoken hand, die om geld voor medicatie bedelde, en daarmee ook succes had bij een goedhartige dame. Zelf had ik hem niets gegeven, omdat de enige manier om hem te helpen zou zijn om met hem naar de apotheek te gaan en hem daar ter plekke antibiotica te laten inslikken, en dit vijf dagen achtereen te herhalen. Bovendien was hij op een junkerige manier zeer persistent, wat mij deed afvragen of hij de wond niet zelf gemaakt had om daarmee gemakkelijker geld los te krijgen. (Later kreeg ik dit bevestigd door een van de helpertjes van Thomas; de jongen maakt deze wond zelf, en infecteert hem keer op keer om geld te verzamelen voor drugs).
Iets over negenen verscheen Thomas met bijna zwitserse precisie. Hij nam ons mee naar een klein appartementje in het centrum. De mensen die het runden, een zwitser en zijn braziliaanse vrouw, waren erg vriendelijk, de prijs was goed, en ook de overige bewoners van het complex leken aardig en betrouwbaar. Maar vervolgens nam hij ons mee naar een pousada (soort hotel) aan zee, enige km van het centrum. Dit hotel behoorde toe aan de moeder van Thomas ex vriendin uit Zwitserland.
Het plan was echter om nog verder te gaan kijken tot even voorbij Salvador. Dus te
gen het middaguur zaten we weer in onze bus verder op weg naar het Noorden, maar na een kilometer of 10 stopten we de bus, hebben we alles eens goed op een rijtje gezet, en maakten we rechtsomkeert.
De reis was over. We zijn thuis in Ilheus...
Adres volgt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten