dinsdag 30 november 2010

Boomvarens


De bossen van Nieuw Zeeland doen merkwaardig aan, omdat de boomvarens een prominente plek innemen. Dit zijn varens in de vorm van bomen, zoals de naam al zegt. Het zijn een soort van levende fossielen die al heel oud zijn.

In onze tuin hebben we er ook een stuk of 11 staan, waarvan enkele inderdaad zo groot als een boom. Ze zijn erg imposant, ook al omdat de bladeren tot wel 4 meter lang kunnen worden.

Boomvarens groeien een beetje zoals palmen, in die zin dat de stam bestaat uit de stelen van vroegere bladeren. De stam kan niet zoals bij modernere bomen in de dikte groeien, omdat er geen groeilaag net onder de schors zit - er is niet eens een schors. Net onder de bladerkroon bestaat de stam uit littekens van afgevallen bladeren. Verder naar beneden wordt de stam steeds dikker omdat er een soort laag van luchtwortels omheen zit die vanuit de bladeren weer naar beneden gegroeid zijn.

zondag 28 november 2010

De berg op

De provincie waar we wonen, Taranaki, wordt beheerst door een zeer uitdrukkelijk aanwezig element in het landschap: de berg.
De berg is heet officieel Mount Taranaki of Mount Egmont. Het is een enorme vulkaan die boven alles uittorent, en zo'n beetje vanaf elke plek zichtbaar is. Het is de op-een-na-hoogste berg van het Noordereiland, maar qua beklimming schijnt het de moeilijkste te zijn, omdat hij hier aan de kust ligt, en het hoogteverschil dat je moet overwinnen dus erg groot is. Op satelietfoto's is hij altijd zichtbaar; feitelijk bestaat de hele puist die de Tasman Zee insteekt uit deze berg.


Het is officieel een "slapende" vulkaan, maar de verwachting is dat hij ooit wel weer zal uitbarsten. Wanneer dat is weet niemand. De laatste uitbarsting was in 1860. De berg barst onregelmatig uit, maar gemiddeld eens in de 340 jaar voor grote uitbarstingen, met om de 90 jaar kleinere oprispingen.
Het is ook een van de meest symmetrische vulkanen ter wereld.

De berg zorgt ook voor bizarre weersituaties. Het jaar 2005 was New Plymouth de meest zonnige stad van het Noordereiland. Tegelijkertijd was de berg zelf, met de top minder dan 30 km verderop, de plek van het Noordereiland die het meeste neerslag had gekregen. Het schijnt dat je vanuit het niets ineens middenin een sneeuwstorm terecht kan komen.

Het vermelden waard is de vulkanische historie. Deze berg is de jongste van een reeks vulkanen in de regio: de berg is slechts 135000 jaar oud. De plaat waarop Nieuw Zeeland ligt beweegt langzaam ten opzichte van de magma-bron waarvan deze vulkanen de uitlaatpijp vormen, dus je ziet de oudere vulkanen steeds een stuk verder naar het Noord-westen liggen.

De oudste restanten van vulkanen zijn de Sugar Loaf Islands. Een serie bizar steil oprijzende kleine rotspilaren die net voor de kust van de stad liggen; de grootste kun je op klimmen omdat hij net aan de kust vast ligt. Dit zijn de resten van een oude vulkaankraterwand. Deze eilandjes zijn 1.7 miljoen jaar oud, en daarmee ouder dan al het omliggende land.





Nadat deze vulkaan uitgewerkt was ontstond er een nieuwe vulkaan dankzij een uitbarsting. De overblijfselen hiervan rijzen direct buiten ons dorpje Oakura omhoog.
Dit is een bergketen van 682 m hoog, de kaitake range geheten. Het is dicht bebost, en in een uur of vier steek je hem over. Deze keten is 500.000 jaar oud, en inmiddels erg afgesleten.

Verder naar het zuidoosten, vanuit Oakura bekenen, heb je weer een hogere vulkaan. Deze vulkaan nam het stokje over en werd rond 240.000 jaar geleden de aktieve vulkaan. Deze berg heet Pouakai, en hij ligt inderdaad precies tussen de oudere Kaitake range en de top van de huidige vulkaan, en ook qua hoogte zit hij er precies tussenin.

Na Pouakai werd dus Taranaki de aktieve vulkaan, zo'n 135.000 jaar geleden. De oudere vulkanen werden deels overspoeld met lava van de nieuwe, en deels erodeerden ze weg.


Dit alles schreeuwt er natuurlijk om om door ons bedwongen te worden.
Er zijn drie wegen die richting de top van de vulkaan leiden. De noordingang hebben we een paar weken terug geprobeerd, en daar hebben we door wouden van zwaar bemoste stammen de ngaroto loop track gelopen.

Nu was het dan de beurt aan de Zuidingang, bij Dawson Falls. Daarover later meer.



woensdag 24 november 2010

New Zealand, barefoot nation

Zoals de Gauchos uit Zuid Brazilie te herkennen zijn aan hun chimarau kalebassen die ze overal mee naar toe slepen zijn de Nieuw Zeelanders ook ergens aan te herkennen, namelijk aan hun blote voeten.
Overal zie je ze, die blootvoeters. In zon en in regen. Op school, op straat, in de supermarkt of in de bank. Kleine kindjes trippelen met blote voetjes aan de hand van hun ouders, en ook volwassenen zie je met regelmaat blootsvoets. En niemand die hier dan roept! Brrr wat zul jij een koude voeten hebben, of jakkes, dat doe je toch niet! De nieuw Zeelanders zijn er trots op, om blootsvoets door het leven te gaan. Het is een deel van hun identiteit.

Het doet mij denken aan de tijd toen ik nog pril en jong in Amerika ronddoolde vergezeld door mijn Schotse vriendin Lucy. Op onze liftreis van Zuid naar Noord bemerkten we dat veel Amerikanen geen flauw idee hadden waar nederland en schotland lagen. Sommigen dachten dat het een staat was van Amerika, anderen wisten wel dat het in Europa lag maar veel verder kwamen ze dan niet. Lucy en ik hadden er veel lol om toen zij iemand wijs had gemaakt dat de Schotten altijd blootsvoets door het leven gingen, terwijl de Nederlanders zworen bij hun wooden shoes. Maar zo ver zaten we er niet naast. Er is dus een land waar blote voeten niet ongewoon zijn in het straatbeeld, en dat is waar wij nu wonen. Je kunt je voorstellen dat Rinke al helemaal voor Kiwi (zo noemen de mensen zich hier) wordt aangezien, en ook Jitse en Ibi zijn al helemaal genaturaliseerd.

Maar laten we het dan nu nog even verder over de mode hebben. Die is hier wel degelijk anders dan bij ons. Afzakkende broeken, merknaam showende onderbroeken en ballonrokjes heb ik hier nog niet gezien. Wel superkorte broekjes en platte zwarte sandalen bij de wat jongere dames. En meerkleurig geverfd haar. Ook de caps die steevast achterstevoren op het hoofd gedragen moeten worden zie je hier niet zo veel. In het zwembad zijn shorts taboo. Maar sommige kinderen komen wel in een heuse wetsuit, en bij de pubermeisje zie je ook veel T shirts die over de bikini in het water worden gedragen.
Skaten wordt hier veel gedaan. (Niet gek natuurlijk met al die heerlijke heuvels om van af te skaten). De scaters hebben hun eigen hippe kledingcode. De echt stoere boys herken je al van verre aan hun gebreide wollen muts (en een gegipste arm of pols hoort er ook bij geloof ik). Het gips is hier trouwens over het algemeen nog echt gips, en niet dat lichte glasvezel spul wat je bij ons in elke fluoriscerende kleur kunt bestellen.

Wat je hier wel veel ziet zijn tatoeages en piercings. Tatoeages nog wat meer dan piercings. Niet in de laatste plaats natuurlijk bij de trotse Maori waarvan ene enkeling zich nog wel met een full facial tooit.

Wat betreft de mode voor de wat gewonere persoon zoals ik is het ook behelpen. In de winkels zijn het voornamelijk gebloemde jurkjes met leggings en hakjes die er niet om roepen om mee genomen te worden. Niets van de grote keus die er in Nederland is. Veelzeggend in dit opzicht is ook de winkel in het centrum met op de gevel in sierlijke letters

you can either conform to mainstream fashion, or transform the way fashion is dictated.

Op de lege ramen eronder hangt nog een bord met grote letters. Iets minder sierlijk, maar zeker zo goed leesbaar:
TE HUUR.

maandag 22 november 2010

Homenage aan de Nienkes in ons leven

De eerste Nienke die ik in mijn leven tegen kwam, was Nienke van Hichtum. Nadat ik op achtjarige leeftijd haar indrukwekkende Afkes Tiental had verslonden kwam de tweede. Een wit konijn dat bij ons op het balkon mocht huizen. Na een poosje vonden mijn ouders het toch wat zielig, en kreeg Nienke een welverdiend leven op het platteland bij onze tante Thea.
In Haren hebben we ook onze Nienkes. De grote Nienke, waar we in het zomerseizoen menig zonnig uurtje mee doorbrengen, en in de winter nog wel eens mee scrabbelen of rolwoorden, en die er altijd voor te vinden is om als het sneeuwt met Rinke naar de Sauna te gaan om daar in de sneeuw te gaan rollen. En de kleine Nienke. Ibi's vriendinnetje waar ze het de laatste tijd vaak over heeft. Parmantig bijdehand meidje, een half jaar ouder dan Ibi maar goed aan haar gewaagd.

Helemaal thuis in Oakura begonnen we ons te voelen toen we hier ook onze eigen Nienke vonden. Nienke, moeder van Emma (spreek uit Iema) en Carlijn. Ik kan niet teveel over haar schrijven want dan zou ze verlegen worden (ze heeft het adres van onze weblog), maar met haar enthousiasme en sociale tentakels voelden we ons vanaf dag een welkom en veilig in dit mooie dorp.

Ingeborg

donderdag 18 november 2010

Een reuzenslinger



Dat we een veelvoud aan joekelige bomen in de oerwoud-tuin hebben had ik al gemeld. Dat biedt vele opties. Zo zijn we bezig met een fikse boomhut, wat een proces van lange adem is (waarover later vast meer).


Maar met een lang stuk touw en een hoge boom kun je nog meer doen. Vanaf het terras boven had ik met enige moeite Jitses schoen aan een touwtje over een tak gemikt. Vervolgens hebben we met dit kleine touwtje een dik touw over die tak gehesen, van onder dichtgeknoopt, dwarsbalkje er aan, en hup... een reuzenschommel.




De schommel is totaal zeven en een halve meter hoog. We moesten wat grote maisachtige eenjarige planten uit het schootsveld halen, maar buiten dat was er in het oerwoud verrassend genoeg precies ruimte voor een flinke zwaai met deze slinger. En dat is natuurlijk prachtig.


Opvallend was dat geen van de vriendjes die Jitse er bij haalde er op durfden, zo hoog ging de slinger. Alleen vriendje Daniel durfde het een paar dagen later.


Hierbij van elk van de kinderen een foto op de slinger, en een flimpje van Ibrich.

zondag 14 november 2010

Ons oerwoud


Sinds ik ben gaan studeren heb ik nooit meer een huis met een tuin gehad. In Nederland 25 jaar in hetzelfde appartement gewoond, met daar alleen maar twee balkons. En bij de jaartjes er tussenuit naar Brazilie en Curacao hadden we ook geen tuin.

Ons nieuwe huis in Nederland was voor ons dan ook een grote luxe, met die flinke tuin met enorme vijver. We hadden zelfs een tiental echte bomen in die tuin.
Maar ja, gewoond hebben we nooit in dat huis, want vervolgens gingen we heel snel hier heen, naar Nieuw Zeeland. En hier hebben we dan een een tuin die aandoet als een echt oerwoud, met zo mogelijk nog meer enorme bomen.



Oakura is van zichzelf niet heel bergachtig, het ligt ook aan het strand. Maar het wordt doorsneden door een aantal echt diepe dalen van kleine beekjes die min of meer parallel aan elkaar naar zee lopen. En ons huisje ligt in zo'n dal. De straat boven is op normaal niveau voor het dorp, en de meeste huizen die eraan liggen ook. Ons huis niet, het ligt een eindje van de straat af, en de tuin duikt echt flink de diepte in. Helemaal beneden loopt inderdaad het beekje, al is dat bij ons meer een moeras dan een beek.
Grote voordeel is dat je vanuit ons huis en onze tuin geen enkel ander huis kunt zien, hoewel het dus midden in het dorp is.



Aangezien het huis een tijdje leeg gestaan heeft is de tuin nauwelijks onderhouden. Wij vinden dat wel best; ik hou wel van wilde tuinen. We hebben een aantal grote boomvarens in de tuin, en enkele bomen die ik nog niet op naam heb kunnen brengen. Ergens in het midden staat een sequoia - of redwood zoals ze in amerika heten. Helemaal vooraan staat een beuk, en achter het huis nog een papaya en een pompelmoen.

Maar misschien zeggen foto's wat meer. Hier wat impressies.





woensdag 10 november 2010

Zonkracht 9 en de kloof met de politiek

Hoewel we de eerste twee weken best wat regen gehad hebben, is het hier in Taranaki al geruime tijd erg mooi weer. De zon staat vrijwel dagelijks fel aan de hemel te schijnen, en het is net over de 20 graden, een vrij hoge temperatuur voor wat je in Nederland met begin mei zou kunnen vergelijken.
Dat die zon fel schijnt is men goed van doordrongen. Bij het weerbericht wordt standaard een zonkracht vermeld, en die is de laatste weken steeds rond de 9. En dat terwijl we enkel nog maar in het voorjaar zitten; de echte zomer moet hier nog komen. Ter vergelijking: de maximale zonkracht die in Nederland haalbaar is, is 7 of 8 bij hoogzomer.

Voor Anti-zonnebrandmiddel wordt hier standaard factor 30 of hoger gebruikt, en de kinderen op school moeten verplicht een hoedje op. Schooluniformen doen ze niet aan op onze school, behalve dan dat hoedje.

Hoewel de meerderheid van vrijheidslievend Nederland tegenwoordig schijnt te denken dat milieuclubs en wetenschappers niets meer dan subsidieparasieten zijn, die van alles en nog wat bij elkaar verzinnen om hun bron van inkomsten maar veilig te stellen, is het gat in de ozonlaag hier dus dagelijkse harde realiteit. Dat gat in de ozonlaag is rond Antarctica het diepst, en vanwege z'n relatief geringe afstand tot de Zuidpool is Nieuw Zeeland naar men zegt het gevaarlijkste land ter wereld wat dit betreft: 1 op de 13 Nieuw-Zeelanders krijgt in z'n leven huidkanker hierdoor.

Onlangs kwam in Nederland het bericht in het nieuws dat het Planbureau voor de leefomgeving met een rapport was gekomen waarin stond dat de zure regen destijds effectief bestreden is door met goede maatregelen te komen. Terwijl de opinio communis nou net is dat die zure regen allemaal een goed voorbeeld was van een onzinnige milieuhype welke weer eens met een dikke sisser afliep. Zoals er zovele van de hypes geweest zijn: zure regen, het gat in de ozonlaag, de klimaathype, ze worden meestal in een adem genoemd.

Dat is de ellende van Nederland tegenwoordig: in een vloek en een scheet weet een heel leger van amateurs, dilettanten en nitwits in een enkele pennestreek het werk waar duizenden wetenschappers hun halve leven aan besteed hebben naar de prullenbak te moeten verwijzen. Als het KNMI weer eens komt met het bericht dat de temperatuur het afgelopen jaar wereldwijd hoger was dan het jaar daarvoor, staat de website van De Krant van Schreeuwend Nederland weer vol met duizenden reakties van onbenullen die klaar staan om de boodschapper dood te schieten en het bericht als zielige subsidienoodkreet weg te zetten. De politieke aanvoerder van dit deel van Nederland beweert doodleuk dat dergelijke problemen verzonnen zijn.

Al jaren wordt er in Nederland geklaagd dat er een kloof is tussen burger en politiek. Mijn haren gaan dan altijd recht overeind staan als allerlei figuren weer hardop roepen dat die kloof kleiner moet.
Moet dat nou echt? De mensen waar we het hier over hebben zijn die ontevredenen, die zure klagers, die lieden die in drie zinnen onderaan een artikel op de website van de Telegraaf roepen dat het KNMI hogere temperaturen bij elkaar liegt. Zijn dit nou echt mensen die we politiek serieus moeten nemen? Die we er bij willen betrekken? Alsjeblieft niet zeg.
Ik heb zoiets: laten we in godsnaam ontzettend blij zijn dat een behoorlijk deel van deze mensen zich gefrustreerd van de politiek afgewend heeft en niet stemt. We zitten echt niet te wachten op politieke invloed van mensen die doodleuk ontkennen dat er een gat in de ozonlaag bestaat, die roepen dat de zure regen een verzinsel was, of die denken dat een kopvoddentax praktisch uitvoerbaar is. Voor je het weet gaan ze - analoog aan hun diepzinnige zure-regenanalyse - ook nog bepleiten dat verkeersregels overbodig zijn, omdat er immers maar relatief weinig ongelukken gebeuren.

Ikzelf denk dat er helemaal geen kloof is tussen burger en politiek, en dat dat reuze spijtig is. Was er maar zo'n kloof, en ja, laat die dan maar lekker diep en wijd zijn. Politiek is een kwestie van moeilijke, tegenstrijdige belangen zorgvuldig tegen elkaar afwegen, en er is nou eenmaal een deel van de bevolking dat niet in staat is dat te bevatten en daar in redelijke wijze over te oordelen.
Een deel dat zich helaas steeds meer roert, en dat nu ook een politieke vertegenwoordiging heeft gekregen. En iedereen mag best weten dat die politieke vertegenwoordiging (ik noem geen namen) voor mij de reden is om weg te gaan uit Nederland, en misschien ook wel weg te blijven uit Nederland.

Je mag het niet hardop zeggen, maar stiekem denk ik wel eens dat het mooi zou zijn om een verplichte stemvaardigheidstest af te laten leggen voorafgaand aan verkiezingen. Gewoon wat simpele basale vragen over staatsinrichting, en een eenvoudige IQ-test er bij... Onvoldoende? Helaas, U krijgt geen stemvaardigheidsbewijs, en mag dus niet stemmen.

Helaas is ook dit praktisch onuitvoerbaar, maar ik denk dat het politieke landschap er dan heel anders uitgezien had dan nu.

dinsdag 9 november 2010

Achterstallige foto's Rotorua

Eindelijk toegekomen aan het verwerken van alle foto's van Rotorua. Daarom hier nog de mooiste.















maandag 8 november 2010

De vorm van de onderhandelingstafel

Gisterochtend zijn we fijn de hele ochtend bezig geweest met opvoedingsproblemen. Dat ging zo...

Ingeborg was er even niet, ik was even in de benedenkamer bezig met de computer, en de DVD waar de kinderen naar hadden zitten te kijken liep ten einde. Ineens klinkt er allemaal gegil en gekrijs van boven:
"Nee Jitse NEE Jitse NEE Jitse HOU OOOOOOOOPPP!".

Het is weer zover: ruzie.

Ik snelde naar boven, en vroeg de kinderen wat er aan de hand was.
Ibrich: "Jitse doet tetete tete tete teteeeeeh naar mij"
Jitse: "Dat is niet waar. Dat deed ik niet. Ik zong alleen maar het liedje van de film, en dat vond Ibi niet leuk en die begon te gillen."
Ibrich: "Wel waar jij deed zo naar mij."

Teteteteteeeeh slaat op de tong naar de ander uitsteken, en op een nare, dreinerige manier de ander na doen met als doel te treiteren. Een erg populair spelletje onder onze kinderen, en omdat het de spuigaten uitliep is er nu een zero-tolerance beleid voor teteteteteeeeh.

"Nou, ", zeg ik, "de een zegt het ene, en de andere zegt het andere. Iemand van jullie beiden zit dus te jokken. Wie is dat...? ".
Tegelijkertijd wijzen ze naar elkaar.
"Jitse" roept Ibrich.
"Ibi" roept Jitse.

Ik vraag het nog een keer. Hetzelfde resultaat. En nog eens; weer hetzelfde resultaat. Ik probeer het nog eens anders, door ze beiden te laten vertellen wat er nou precies gebeurde, maar geen resultaat, ze blijven beiden bij hun versie.

Ik besluit om rigoreuze maatregelen toe te passen. Ze gaan allebei voor straf naar hun kamer, totdat de waarheid aan het licht komt. Mokkend en kwaad verdwijnt elk naar de eigen kamer.

Normaliter wordt aangeraden om bij straffen een kind het aantal minuten van z'n leeftijd naar z'n kamer te sturen, maar omdat dat in dit geval helemaal niets oplost, besluit ik dat het maar zo lang moet duren als het duren moet. En dat blijkt dus een hele lange adem. Een half uur later, en verscheidene pogingen verder, zijn we nog helemaal niets opgeschoten en beweren ze nog steeds beiden dat de ander liegt. Ik besluit de poot deze keer echt goed stijf te houden, ondanks het feit dat we nog weg willen.
Weer een minuut of twintig later: ze zitten nog steeds beiden op hun kamer, en geen van beiden is bereid om ook maar een strobreed toe te geven. Ik suggereer Jitse, de oudste, dat ze maar met elkaar moeten gaan praten om gezamenlijk met een eenduidig verhaal naar buiten te komen. Hij pikt de suggestie op.

Er is een probleem echter: omdat ze straf hebben, moeten ze dus op hun kamer zitten, en mogen ze niet er uit, want dan is dat veel te leuk en is het geen straf. De onderhandelingen mogen dus alleen plaats vinden op een van de kamers van de kinderen.


Dit blijkt haast een onoverbrugbare barriere. Er worden over en weer troika's uitgezet om de andere partij te bewegen tot enig toegeven, maar helaas. Zodra Jitse een poging doet om de onderhandelingen met Ibrich te beginnen op haar kamer, start het gekrijs:
"Jitse, NIET OP MIJN KAMER. JE MAG NIET OP MIJN KAMER. GA WEEEEEGGGG VAN MIJN KAMER AF".

Ik maak duidelijk dat ze desnoods tot het eind van de dag voor straf op hun kamer blijven... nee, desnoods een hele week, en dat de straf pas voorbij is als ze samen met een eenduidig verhaal naar buiten komen. En daarvoor zal er toch echt met elkaar gepraat moeten worden.

Jitse is teleurgesteld. Hij wil best onderhandelen, maar mag niet Ibrichs kamer op. Ik suggereer dan dat het misschien een idee is om op zijn kamer te onderhandelen met Ibrich. Mokkend gaat hij accoord.
Ibrich ziet ondertussen kennelijk ook de noodzaak van onderhandelen met Jitse. Ze klopt uiteindelijk aan op Jitses kamer, en dan begint het weer van voren af aan, maar nu andersom:
"NIET OP MIJN KAMER. ZE MAG NIET OP MIJN KAMER. DAN ZIT ZE WEER OVERAL AAN, NU UIT MIJN KAMER."


De situatie lijkt hopeloos. Geen van beiden is bereid een draad toe te geven, en ik voel me alsof ik midden in de koude oorlog de ontwapeningsgesprekken tussen Rusland en Amerika moet leiden, terwijl het enige wat de beide partijen tot nog toe gedaan hebben is zitten te bakkeleien over de vorm van de onderhandelingstafel.

Met dit gedoe verstrijkt er weer drie kwartier. Uiteindelijk zijn ze zo ver dat Jitse op de kamer van Ibrich mag komen om daar te onderhandelen.
"Ehmm, waar moeten we het eigenlijk over hebben?" vraagt ze nog even van te voren.

Een kwartier later liggen ze schateren bij elkaar in het bedje van Ibrich. Maar er is nog steeds geen verhaal. Ik maak hen duidelijk dat dat toch echt moet, willen ze ooit van hun kamer af komen. Maar nu de sfeer eindelijk goed is, gaat dat ineens verrassend makkelijk. Ze onderhandelen nog even een paar minuten, en dan komt de aap uit de mouw: Ibrich was degene die zat te liegen, het bleek inderdaad dat de versie van Jitse de juiste was.

We voeren een ernstig gesprek met Ibrich: dat Jitse dankzij haar gejok heel lang voor straf op z'n kamer heeft gezeten, en dat hij eigenlijk onschuldig was. Ze kijkt schuldbewust. Eigenlijk zou ze nu voor straf nog een keer net zo lang op haar kamer moeten als Jitse er onschuldig gezeten heeft, zeg ik, maar omdat ze eindelijk de waarheid heeft verteld krijgt ze dat daarom kwijtgescholden.

Een kwartier later zitten ze beiden aan tafel huiswerk te maken. Ik ben even naar de WC, en... gegil, gekrijs.
"Jitse krast met zijn pen in mijn boek"
"Nee, ze krast zelf met die pen in haar boek om mij de schuld te geven..."

Ik snel naar de tafel. Er staat een dikke kras in Ibrichs boek, inderdaad in de kleur van Jitses pen. De schijn is tegen hem...
Beiden houden ze hun verhaal stug vol: de ander heeft het gedaan. Ik heb een zeer beklemmend gevoel van deja-vu, en ik zucht diep.

"Nou jongens, ik ben heel erg teleurgesteld. Nou zijn we vanochtend uren bezig geweest met een heel onbenullig dingetje waar een van jullie over zat te jokken, en het heeft heel veel pijn en moeite gekost om dat op te lossen, en nog geen kwartier later doen jullie precies het zelfde weer opnieuw."

Dat raakt eindelijk een snaar. Ibrich bekent schuldbewust: zij heeft Jitses pen gegrepen, een kras in haar eigen boek gezet, en begon daarna meteen te roepen om Jitse de schuld te geven.

Iedereen is nu heel erg boos op Ibrich. Maar denken dat de zaken nu opgelost zijn en afgehandeld kunnen worden blijkt een illusie.
Ingeborg vraagt Ibrich "Vertel mama nou eens, weet je nu waarom iedereen heel boos op je is?", en Ibrich weigert stug om hierop antwoord te geven, met als resultaat dat ze steeds weer terug naar haar kamer moet. Maar uiteindelijk, moegestreden, geeft ze helemaal toe, en wordt als oplossing bedacht dat Jitse ƩƩn van haar knuffels mag uitzoeken om het goed te maken.

Wij, ouders, zijn ondertussen doodmoe maar uiteindelijk toch wel tevreden. Het was een lijdensweg, en heel veel gedoe om conflictjes die in eerste instantie maar heel onbenullig leken, maar uiteindelijk denk ik dat het toch goed is dat we de poot heel stijf gehouden hebben. Nou maar hopen dat Ibrich er echt iets van geleerd heeft.


En toen was het alweer drie uur 's middags... erg laat voor ons tripje naar de berg...

zaterdag 6 november 2010

Ups and Downs

We zijn nu een dikke maand in New Zealand en dat gaat gepaard met ups en downs.

Eergisteren ben ik op mijn pas verworven fiets voor het eerst van Oakura naar New Plymouth gefietst. Zo,n 13 km over heuvelachtig gebied, langs een 100 km weg. Het is de bedoeling dat ik dat elke dag ga doen als ik naar mijn werk ga. In ieder geval in de zomer. Ik moet toegeven dat ik er nogal tegen op zag, omdat mijn conditie nogal achteruit gegaan is sinds ik mijn tochtjes naar Zuid-Laren moest opgeven. Maar er was geen ontkomen aan. Dus daar ging ik, getooid met veiligheidshelm en vestje, eenzame fietser langs een heuvelige 100 km weg. Gelukkig viel het erg mee. Ondanks mijn geworstel met de versnellingen waaraan ik ook lang niet meer gewend was. Op de een of andere manier kon ik maar niet in mijn kop krijgen welk hendeltje bij welk tandwiel hoorde. Het gevolg was dat ik met een angstig geknars en gepiep onder mij een aantal keer stil kwam te staan en moest afstappen. 1 x sprong de ketting er zelfs af... Tel daar nog bij op dat het slot dat ik achter op de bagagedrager had gebonden tussen het achterwiel en het spatbord kwam klem raakte, en het stuur steeds losser ging zitten, en je begrijpt dat ik dik tevreden was toen ik over de hele onderneming toch maar een uur gedaan bleek te hebben. Alle heuvels bij elkaar optellend was dit een dikke up!

Er was ook nog een dikke down, namelijk dat er geen geld meer uit de geldautomaat bleek te komen. De huurgelden van onze woning in Nederland bleken namelijk nog steeds niet binnen! En dan sta je daar met je boodschappen in de supermarkt. Ik had hierover een langer stukje, maar dat is weggecensureerd door Rinke. Misschien maar goed ook.

Gelukkig was er ook weer een up. Te weten het vuurwerk van gisteren. Iedereen had het erover. In het Brooklands Park zou er publiek vuurwerk worden afgestoken ter ere van Guy Fawkes day. (Guy Fawkes was een Engelse katholiek uit de 16-e eeuw die deel uitmaakte van een plot (the gunpowder plot) om in Engeland the house of lords op te blazen, met als doel om de toenmalige protestantse koning James 1 te vervangen door een katholieke.
Deze aanslag werd verijdeld, en dit wordt in de commonwealth landen elk jaar in stijl gevierd met veel vuurwerk.
Het park zou om 18.00 uur open gaan, en mensen zouden daar gaan picknicken tot het donker werd en het vuurwerk aangestoken werd. Van mensen bij ons uit de straat hadden we gehoord dat het een heksenketel was daar, en dat je veel beter op de heuvel bij het sterrenobservatorium kon gaan zitten. Van daaraf kon je het ook mooi zien, en was veel gemakkelijker daar te parkeren en weer weg te komen. Zo gezegd zo gedaan. Om half acht togen we met een dikke afhaalpizza naar genoemde plek waar al een paar autos stonden. het was loeikoud, maar voor de traditie (en ter bescherming van de bekleding van de auto) de pizza buiten genuttigd. Toen weer terug in de auto, wachten tot het donker werd. Gelukkig konden alle stoelen naar beneden, en de dakluiken open, zodat we een gezellig tentje hadden,en zo wachtten we af terwijl de kinderen speelden dat we in een ruimteschip waren, en wij wezens waren met drie ogen, twee koppen en de meest waanzinnige kleuren.
Om half negen kwamen onze kennissen aanrijden, en zo zaten we gezellig met z'n allen in ons ruimteschip tot om negen uur het vuurwerk zou beginnen, en iedereen op de heuvelrug plaats nam.
Het was loeikoud en de wind gierde om ons heen. Er waren veel mensen met kinderen, dicht tegen zich aangedrukt tegen de kou. Gelukkig hadden onze buren twee dekens mee en mochten wij er eentje lenen. En daar zaten we dan te bibberen tot om 10 over 9 het eindelijk begon.
Terwijl de kleurige vonken bloemen in de lucht toverden en een uitbundig koor van wows and oohs and aahs van de kinderen om ons heen zoemde konden we de kou gelukkig een beetje vergeten. Na 10 minuten was het weer gebeurd en gingen we weer op weg naar Oakura voor een lekkere kop warme chocolademelk, een warme douche en een knus warm bedje.

vrijdag 5 november 2010

Domheid in de Oostvaardersplassen

Hoewel wij helemaal aan de andere zijde van de wereld zitten, voel ik toch de behoefte om iets te schrijven over de huidige discussie in Nederland over de Oostvaardersplassen. Als bioloog is het voor mij zeer schrijnend om te zien hoe deze discussie op alle niveau's wordt gevoerd op basis van volstrekte non-argumentatie en volkomen foute aannames en veronderstellingen, voortkomend uit een totaal gebrek aan kennis over hoe natuur werkt.

Juist als je in een land zit als Nieuw Zeeland, waar de natuur zo enorm wild en uitbundig lijkt, maar in wezen op elke vierkante meter beinvloed is door de mens die er zo nodig niet met z'n poten vanaf kon blijven, is het pijnlijk om te zien hoe men het ook bij de Oostvaardersplassen niet kan laten om toch weer in te grijpen.

Waar het om gaat is dat er kuddes grote grazers rondlopen die volgens het gros van de bevolking 's winters creperen van de honger, er niet uit kunnen, en daarom moet er beheerd worden. Ik ben zeer duidelijk een tegenstander van elke vorm van ingrijpen hier. Ik ga maar even wat van de onzinnige standpunten langs.

De dieren zijn er door de mens neergezet, dit is geen natuur.
Het eerste deel van deze stelling is uiteraard waar, althans, voor de eerste enkele tientallen dieren die er in het begin uitgezet zijn (dus minder dan 1% van de huidige dieren). Maar feit is wel dat dit landschap nu het meest het Nederlandse natuurlijke landschap benadert zoals dat er uit zou hebben gezien zonder mensen. En de runderen, paarden en edelherten zijn wel degelijk soorten die daar van nature in voor zouden komen.

Het gebied is te klein om dergelijke aantallen te onderhouden.
Aperte onzin. Het idee is nou juist dat de aantallen zichzelf reguleren. Onderzoek (voor wat het waard is) laat nou juist zien dat de draagkracht van het gebied dergelijke aantallen best aankan. Sterker nog: uit ervaring blijkt dat de modellen die hiervoor gebruikt worden aanpassing verdienen, omdat de dieren veel meer uit een gebied kunnen halen dan aangenomen.

De sterfte is enorm.
Wat is enorm? De sterfte was in de laatste strenge winter fors, meer dan 30%, maar het was dan ook een strenge moeilijke winter zoals we die in jaren niet gehad hebben. Maar dit is een volstrekt normale sterfte als je dat vergelijkt met "echte" natuurgebieden aan de randen van Europa. Er is dus geen enkele reden om te veronderstellen dat het gebied te klein zou zijn, en dat dieren daardoor zouden creperen.
Een gebied waar de sterfte echt enorm is is dat veredelde park wat De Hoge Veluwe heet. Hier is de jaarlijkse sterfte 80 tot 90%. Doordat de mens zonodig moet bijvoeren, en als er daardoor een bevolkingsexplosie optreedt, weer moet afschieten. De sterfte in de Oostvaardersplassen is daarbij vergeleken helemaal niets.


De dieren creperen
Dit hangt er maar vanaf. Het behoeft op z'n minst nuance. Iedereen doet net of alle dieren honger lijden, maar dat gaat volstrekt voorbij aan de natuurlijke opbouw van kuddes. Die bestaat uit een kern van zeer ervaren, sterke dieren, met daaromheen de minder sterke dieren en een grote groep van kneuzen die elk jaar er bij komen en grotendeels sterven bij strenge winters, maar een klein kansje hebben bij een flutwinter. Die sterke dieren hebben niet of nauwelijks honger; zij weten de plekjes, de technieken, en ze redden zich. Het zijn de kneuzen die er aan onderdoor gaan. Dat is volstrekt normaal maar in Nederland kunnen we dat kennelijk niet accepteren. Het slechte nieuws voor deze mensen is: koolmezen produceren per paar minstens 15 jongen per jaar. Daarvan overleeft er misschien eentje de winter. Schande!!! Zet een aktiegroep op hiertegen!

Je vergelijking met koolmezen gaat niet op. Er staat een hek om het gebied, de dieren kunnen niet weg.
Dit is misschien wel het meest venijnige misverstand dat er heerst. Het hek is namelijk totaal niet relevant. Geen van de diersoorten waar het hier om gaat toont een natuurlijke neiging tot voedseltrek in de winter. Dit is nog nooit aangetoond in vergelijkbare natuurgebieden zonder hek.
De reden dat ze dat niet doen wordt begrijpelijk als je naar de kudde-dynamiek kijkt. Ik noemde al dat de kudde bestaat uit een kern van ervaren dominante dieren met daarom heen veel kneuzen. Die ervaren dieren laten het wel uit hun kop om weg te trekken naar een ander gebied, want daar kennen ze de voedselplekjes niet, en ook de verstopplekken voor predatoren kennen ze er niet. Het levert alleen maar gevaar op, terwijl wegtrekken waarschijnlijk nauwelijks iets oplevert, want buiten het hek is het ook winter. Dat er geen predatoren zijn weten ze ook niet; ze houden instinctief wel rekening met de mogelijkheid. Bovendien hebben deze ervaren dieren geen enkele reden om weg te trekken; ze hebben immers niet of nauwelijks honger door hun ervaring en dominantie.
De kneuzen trekken ook niet weg. Wij kunnen ons dat misschien niet voorstellen als mensen, maar dit zijn allemaal kuddedieren. Als niet-dominante kneus pas je wel helemaal op om je buiten de veiligheid van de kudde te begeven naar een gebied wat je niet kent.
Ik hoor dat argument van dat hek steeds een zeer dominante plek innemen in de discussie, maar het is echt een non-argument wat totaal niet van belang is en wat gebaseerd is op het projecteren van menselijke strategieen op beesten die helemaal niet zo in elkaar zitten.

Er zijn geen predatoren. Daarom moet de mens die rol vervullen door middel van afschot, anders rijzen de aantallen de pan uit.
Ook dit is een onzinnig argument. Nergens in vergelijkbare natuurgebieden worden aantallen van grote grazers gereguleerd door predatoren. Overal is honger doodsoorzaak nummer 1, en valt de sterfte door predatoren hierbij in het niet. In natuurgebieden is altijd het voedselaanbod de regulerende factor; de predator volgt slechts, en bepaalt op z'n hoogst het gedrag en het voedingspatroon.



Helaas zal de politiek wel weer de weg van de minste weerstand kiezen. De nieuwe staatssecretaris heeft zijn ideeen al klaar voordat het rapport van de commissie van deskundigen ook maar verschijnt, en dat is al een veeg teken. Ook veeartsen weten kennelijk ineens een heleboel van ecologie - ik heb nooit geweten dat de studie diergeneeskunde zoveel aandacht besteedde aan ecologie. Ik vraag me dan af waar die lui zich mee bemoeien; ik ga als vetinaire leek ook niet ineens een opinieartikel schrijven over hoe om te gaan met veeziektes als varkenspest.

De clou van de hele discussie is feitelijk heel kort samen te vatten. Het is met succes gelukt om met de Oostvaardersplassen een echt natuurgebied in Nederland terug te krijgen, met echte natuurlijke processen.
De publieke opinie is daar echter niet rijp voor, want deze wil maar niet accepteren dat doodgaan ook bij die echte natuurlijke processen hoort, en dat dat soms massaal gebeurt. Ook niet wanneer dit volstrekt normale sterftecijfers zijn.
Want de dood zo zichtbaar, dat kan natuurlijk niet in een land dat totaal verwijderd is van alles wat maar enigszins naar echte natuur riekt. Echte natuur, daar schrikken we van.

donderdag 4 november 2010

Achterstallige foto's

Foto's verwerken en bewerken kost tijd. Dus ik ben altijd wat achter met de foto's. Daarom af en toe een "update" van achterstallige foto's die ik jullie toch niet onthouden wil.

Het begint met drie foto's van de red billed gull, zeg maar de locale kokmeeuw. Ze hebben net zo'n lawaai, en het stikt er net zo van als de kokmeeuw in Nederland. Het verschil is de kopkleur en het opvallende witte oog.

Daarna wat plaatjes van een Kea, de bijzondere papegaaiesoort die ze hier hebben. Let vooral op het prachtige detail en de scherpte van de veertjes in de bovenste foto (als altijd: dubbelklik de foto voor vergroting). Gemaakt met de tamron 100 mm macro-lens - een prachtlens met veel detail.

Tot slot nog twee vreemde vogels.












maandag 1 november 2010

Eindelijk Online

We hebben eindelijk internet thuis, na veel gedoe. We zijn dus vanaf nu skype-baar. We hebben ook een vast telefoonnummer hier. Als je ons een mailtje stuurt mailen we het vaste telefoonnummer terug.

vrijdag 29 oktober 2010

Bin & Finn; proud to be in the naki

Op de eerste schooldag werd Jitse heel hartelijk ontvangen door de directrice, zijn juf en zijn nieuwe klas. Een van de jongens, Finn was aangesteld als zijn mentor. Finn bleek zelf twee jaar geleden uit Nederland naar NZ gekomen, met zijn vader, moeder(van origine nieuw zeelandse), broertje en zusje, dus hij kon Jitse goed aanvoelen, al bleek zijn nederlands wel Ʃrg roestig geworden in die twee jaar... En ook was er Ben, een hartelijke nieuw zeelandse jongen die zich meteen over Jitse ontfermde, en hem bij hem thuis uitnodigde. Toen ik dus die eerste middag Jitse ophaalde (een paar uurtjes eerder, in de grote pauze) trof ik hem schaterend aan in het klimrek. Ben en Finn als trouwe adjudanten aan zijn zijde.

En ook had hij al kennis gemaakt met Emma uit een parallelklas. Zij en haar jongere zusje Carlijn wonen hier sinds 4 maanden en spreken thuis Nederlands, al is het gezin al een jaar of 10 daar niet meer woonachtig. Jitse en Ibi konden het meteen goed met vooral Emma vinden, en sinds vorige week zit Ibi samen met Emma op paardrijles.

Inmiddels zijn we weer een dikke week verder,lijkt school al bijna gewoon te worden. En wat betreft de taal ontwikkelen de kinderen al een nieuw zeelandse uitspraak om jaloers op te zijn. En dat ben ik dan ook. In de tuin hoor ik Ibi brullen dat iets gewoon awful is, of very good. Nederlandse zinnen doorspekt met hier en daar een engels woordje. Wat betreft de taal heb ik zelf ook nog wel mijn moeilijkheden. Aan het uitspreken van de e met een klank die het midden houdt tussen een i en een ie, begin ik al aardig te wennen (Ben wordt Bien, Emma wordt Iema, Ten wordt tien, en Bear wordt bier) maar bij Ibi op het kinderdagverblijf kan ik die kinderen met volle snotneuzen maar nauwelijks verstaan.

Ook grappig hier is de afkorting van Taranaki, de provincie waar we hier wonen. Dat wordt dus the naki genoemd.

maandag 25 oktober 2010

De spectaculaire natuur van Nieuw Zeeland

Volgens vele reisfolders is Nieuw Zeeland zeer rijkelijk toebedeeld met spectaculair natuurschoon. Om dat te illustreren heb ik aan dit artikel wat zelfgemaakte vogelfoto's toegevoegd van spectaculaire soorten die men hier kan waarnemen: merel, vink, en heggemus. HĆ©, hadden we die niet ook al in de tuin in Nederland?

Landschappelijk gezien mag dat spectaculaire misschien kloppen, qua soortenrijkdom van hogere dieren lijkt dat vooralsnog opgeblazen verkooppraat. Voor de groepen die ik het best kan overzien (vogels, zoogdieren) is het een zeer armoedig land.

Neem het aantal zoogdieren dat hier van nature voorkomt. Dat is er precies welgeteld ƩƩn (1). De verklaring daarachter is simpel: Nieuw Zeeland splitste zich 80 miljoen jaar geleden af van Australiƫ/Antarctica, en dreef steeds verder weg. En die 80 miljoen jaar geleden is in het Krijt, toen er overal nog vrolijk dino's op de aarde rondhuppelden, en zoogdieren nog niet uitgevonden waren. Toen zoogdieren eenmaal hun kansen kregen en konden dansen op de botten van de dino-kerkhoven, was Nieuw Zeeland inmiddels te ver afgedreven om nog gekoloniseerd te kunnen worden. Het enige zoogdier dat het wel gelukt is hier aan te komen is een vleermuissoort, waarmee meteen duidelijk is hoe dat kan dat er toch nog een soort zoogdier voorkomt.

Natuurlijk zijn er wel vele zeezoogdieren, zoals walvissen, zeehonden, zeeleeuwen en zeeolifanten. En dat het boekje over zoogdieren van Nieuw Zeeland ondanks al het vorige toch aardig gevuld is, is enkel te danken aan die ene soort zoogdier die hier een paar honderd jaar geleden kwam aanwaaien: de mens.
Want het land waar ze aankwamen was zo leeg zonder de vertrouwde egeltjes, haasjes en andere bekende diertjes. Inderdaad: al het bekende spul wat we vanuit Europa kennen komt hier voor: egels, wezels, hermelijnen, konijnen, hazen, wilde zwijnen, gemzen, edelherten, en natuurlijk de nodige ratten en muizen. Plus nog verscheidene introducees uit Australie (Wallabi´s, een soort mini-kangoeroe, en oposssum), Azie en Noord Amerika (verscheidene hertensoorten). De enige echte grote ontbrekende uit Europa is de ree – en wolven, beren en otters heeft men natuurlijk ook niet geintroduceerd, want soorten die je haat ga je natuurlijk niet uitzetten.

Vrijwel al deze soorten worden tegenwoordig aangeduid als “pest”, een plaag dus. Ratten, katten en honden hebben de populatie van sommige inheemse soorten vogels letterlijk gedecimeerd, en ook de lieve egeltjes doen daar natuurlijk dapper aan mee. Al met al kun je zeggen dat de mens een enorm stempel op de natuur hier heeft gedrukt.

Het is trouwens erg verleidelijk om in de val te trappen dat enkel de stoute westerlingen hier de boel verknald hebben, en dat de lieve, in harmonie met de natuur levende maori's geen kwaad deden. De maori's kwamen maar een jaar of 500 eerder dan de blanken, en ook zij hebben voor de nodige introducties van uitheemse dieren, en uitroeiing van inheemse dieren gezorgd.

Bij vogels is dat niet heel anders, al is dat een stuk minder drastisch. Vogels komen hier van nature uiteraard wel voor, om de simpele reden dat ze naar het geisoleerde land konden vliegen. Echter, de diversiteit aan oorspronkelijke vogels is uiterst mager – natuurlijk omdat het nogal een afstand is om te vliegen, en omdat Nieuw Zeeland op geen enkele trekroute ligt. Je gaat als vogel natuurlijk niet in het wilde weg de oceaan opvliegen om vervolgens per ongeluk 1000 km verderop wat eilanden tegen te komen waar je je op kunt vestigen.

Het vogelboek met alle vogelsoorten van Nieuw Zeeland is dan ook akelig dun in vergelijking met de boeken van Europa of Noord Amerika (om nog maar te zwijgen over het vogelboek van Mexico of Brazilie). De groep vogels die verreweg het grootste aantal pagina's beslaat zijn de stormvogels: van die vervelende beesten die hopeloos op elkaar lijken, en die je nooit ziet omdat ze altijd op zee zitten. Beesten die hier dus eigenlijk niet eens voorkomen, maar die er toch in staan omdat er af en toe eens een kneus is die zich per ongeluk op het strand laat aanspoelen na een storm.

Zangvogels ontbreken vrijwel geheel (net mijn favoriete groep), en meer dan de helft van wat hier voorkomt aan zangvogels is ook nog eens geintroduceerd vanuit Europa, wederom door de mens, omdat ze de merel, de zanglijster, de huismus en de spreeuw kennelijk zo misten van thuis.
Dus 's ochtends klinkt het hier verdacht veel als thuis in Nederland: veel zanglijster- en merelgekweel (erg mooi, daar niet van), met daarnaast geelgors, vink, heggemus, groenling, en heel veel putters. Precies alles wat we thuis in Nederland ook hoorden. Af en toe hoor je eens eens een onbekend vogelgeluid, maar het mereldeel 's ochtends is toch echt Europees. Het bizarre is dan dat een beest als de veldleeuwerik, die in Nederland de laatste vijftien jaar letterlijk gedecimeerd is en die je tegenwoordig moet opsporen met een lantaarntje, hier in Nieuw Zeeland veelvuldig te horen is.

Waarschijnlijk is die overheersing van Europese zanggeluiden omdat de paar soorten die hier van ature voorkomen niet echte zangtalenten zijn. Vinkachtigen, lijsterachtigen, leeuweriken, mezen, loof- en rietzangers, grasmussen, maar ook suboscines, vireo's, wielewaalachtigen, het komt hier allemaal niet voor van nature – en dat zijn juist de groepen die sterk ontwikkelde zang hebben.

Maar ook onder andere vogelgroepen zijn er veel introducees, bij voorbeeld kwartels, fazanten, wilde eenden en stadsduiven. Het valt op dat het alleen de bekende standvogels van Europa zijn die hier met succes geintroduceerd zijn. Alle trekvogels van Europa ontbreken, om begrijpelijke redenen: die zijn weggetrokken na introductie, hun aandrang om met het wisselen der seizoenen weg te wezen gewoon volgend – om daarna waarschijnlijk jammerlijk in zee omgekomen te zijn.
De enige standvogels van Europa die hier echt missen zijn de mezen (waarschijnlijk geen geschikte broedplekken??), winterkoning en de meeste kraaien (alleen roek komt hier voor plus nog een oorspronkelijke ekstersoort).

Het doet je weer beseffen hoe sterk de mens z'n stempel op de natuur gezet heeft, vooral op zo'n stel eilanden als hier.

Hoe dat zit met de plantenwereld kan ik nog niet goed beoordelen. Hier voor het huis staat een beuk die op het punt staat uit te barsten in overdadig pril blad, en vandaag nog een zomereik, veel eucalyptus en ook veel populieren gezien. Maar over de oorspronkelijkheid van de plantenwereld later wellicht nog een stukje.

dinsdag 19 oktober 2010

De eerste oogst van simpelmoenen

Ons huisje heeft een tuin achter en onder zich, welke in zeer wilde staat verkeerd. Het lijkt meer op een oerwoud dan op een gecultiveerde tuin, hetgeen wij natuurlijk allang best vinden. Al is het wel wat erg wild want de paadjes en trapjes (het loopt steil naar beneden tot aan een soort van sloot) zijn allemaal zwaar overwoekerd.

Hadden we in het nieuwe huis thuis al een eerste oogst aan druivensap, hier kunnen we meteen verder gaan met oogsten. In de tuin achter het huis staat een boom vol met gele vruchten. Er naast staat nog een papaya, maar die waren nog lang niet rijp (en bovendien zijn wij allen niet zo'n liefhebber van de weeige smaak van papaya's).

Dus op de eerste dag van ons verblijf hier toog ik met de kinderen op expeditie de wildernis van de tuin in. Gewapend met een stuk touw, een grote boodschappentas en een bamboestok baanden we ons door de beplanting op weg naar de boom. Jitse wilde weten wat voor vruchten het waren, en omdat ik niet wist of het nou een sinaasappelboom was of dat het hier ging om pompelmoenen, maakte ik er ter plekke maar simpelmoenen van.
(Pompelmoenen zijn in Nederland meer bekend onder de naam grapefruit, maar dat vind ik zo'n gruwelijke lelijk woord dat ik het niet wens te gebruiken. In de eerste plaats omdat er een mooi Nederlands woord voor is en alles toch al te veel verengelst, en in de tweede plaats omdat “druivenfruit” kant noch wal raakt qua betekenis).

Vanwege de uitgebreide training die ze in Nederland gehad hebben, met een klimwand en een plafondrek op hun slaapkamer, zaten de twee kindjes binnen mum van tijd hoog in de boom op uiterste takken om de vruchten naar beneden in de boodschappentas te gooien. Ik gebruikte vanaf de grond nog het touw om hoge takken naar beneden te buigen, en Jitse deed af en toe nog goed z'n best met de bamboestokken.



De eerste oogst was een tas vol met een kleine dertig vruchten, afkomstig van anderhalve tak. Aan de boom zelf hangt nog minstens vijf keer zo veel.
Terug van expeditie eerst maar eens geproefd. Ik had eigenlijk verwacht dat het volstrekt oneetbare, taaie, uitgedroogde dingen zou betreffen, zonder smaak en met harde vellen die zeer irritant tussen je tanden blijven hangen, maar niets van dat alles: het bleken overheerlijke pompelmoenen, druipend van het sap, totaal niet taai, en uiterst eetbaar. Dat wordt dus de komende maanden sappig ontbijten. En de hele boom hangt nog vol.

maandag 18 oktober 2010

Updates

We wonen vanaf gister in ons nieuwe huisje in Oakura. Omdat we wat moeilijk toegang hadden tot internet, vanaf vandaag elke dag een inhaalslag met gepredateerde stukjes.
Om te beginnen met twee stukjes, een van Ingeborg en een van mij. (De eerste is van 5 oktober, dus even naar beneden scrollen.)

We kunnen elk moment ook internet thuis krijgen. Telefoon krijgen we dan ook thuis. Mobiele nummers hebben we sinds gister. Voor adres en telefoongegevens stuur een mailtje.

zaterdag 16 oktober 2010

20 minutes of Powershopping

Vrijdag de 15-e om 23 uur 's nachts waren we teruggekeerd uit Rotorua. We hadden er nog even over gedacht om in de auto te slapen maar inmiddels zijn we al aardig gewend aan het rijden en de baas van het motel in New Plymouth zei dat hij de deur van onze unit voor ons open zou laten.
Dus toch maar doorgereden. Op zaterdag de 16-e konden we ons nieuwe huis betrekken, en de volgende ochtend zou ik op meubeljacht gaan.

Nu hadden we al in wat tweedehands winkels rondgeneusd en waren erg geschrokken van de prijzen. 600 dollar voor een aftandse tafel met 4 stoelen, 400 dollar voor een afgeleefde matras met matrasbodem, 325 voor een tweedehandswasmachine, en net zo iets voor een koelkast.
We hadden al visioenen van hoe we ons leven zouden inrichten gebruik makend van sinaasappelkistjes, kartonnen dozen, en kasten van sloophout tussen bakstenen. Ook had ik er aan gedacht om bij een bouwmarkt een paar schragen te gaan kopen, en dan misschien op de vuilstort een oude deur op te snorren. Maar een stuk schuimrubber om de nacht op door te brengen was toch wel een hartewens. Het hele jaar op een lekkend 1 cm dik kampeermatje was voor mij toch wel een doemscenario.

Ik besloot dus aan de eigenaresse van ons motel te vragen waar je ergens schuimrubber kon kopen dat als een matras kon dienen. Zij had wel een idee, maar wees ons ook op de hospice shop. Een tweedehands winkel, op het terrein van het ziekenhuis waar tweedehands goederen worden ingezameld en verkocht ten bate van het Hospice.
Het was 12 uur toen ik dit hoorde, 12.20 toen ik eindelijk in de winkel stonden de winkel zou om 13.00 uur sluiten. (Ik had eerst nog 20 minuten gezocht naar een geldmachine, en toen ik die vond kwam er ook nog eens geen geld uit...)
Maar de vrijwilligers waren alleraardigst, en de vrouw aan wie ik onze situatie voorlegde bood aan na sluitingstijd nog even op mij te wachten terwijl ik het geld ging halen. Vervolgens ben ik in rap tempo door de winkel gerend. Een slaapbank,een bureau, een ladenkast, een tafel met 4 stoelen, twee dikke fauteuils met voetsteunen die met een hendel eruitschieten, 2 matrasjes voor de kinderen, dekbedjes, dekbedovertrekken en slopen voor iedereen, koekenpan, 2 pannen, kopjes, borden en bestek uitgezocht. Naar een andere geldmachine geraced. Om 13.05 was ik weer in de winkel aan het betalen en om 14.00 uur was alles bezorgd in ons huisje in Oakura.

Totale kosten 460 dollar, dus ca 275 euro. Lang leve de hospice shop!

vrijdag 15 oktober 2010

Van Hahei naar Waihi

Omdat we een week over hadden en de kinderen nog niet begonnen waren aan school, dachten we dat het slim was om van de gelegenheid gebruik te maken en een korte vakantie tussendoor te doen. Vanaf a.s. dinsdag gaan de kinderen naar school, en is het maar te bezien wanneer een dergelijke gelegenheid zich weer voordoet.

We wilden niet te ver en ook niet te dichtbij, dus besloten we een punt van het noordeiland te bezoeken die niet extreem puntig was: de Coromandel. Dat is een schiereiland aan de Bay of Plenty, ergens tussen de uiterste Noordpunt en de uiterste Oostpunt. De weg voerde langs bizarre plaatsnamen als Waihihi, Hahei en PioPio.


Hier hebben we een dag doorgebracht aan het Hotwater Beach, vlakbij de plaats Hahei. Dit is een strandje waar heet water uit een thermische bron omhoog borrelt,vanaf 150 meter diepte. Omdat deze bronnen precies in de getijdenzone liggen, is de locatie alleen een aantal uur rond laagwater bereikbaar. De plek staat op de lijst met 100 “must-do's for kiwi's”, dus als het water zakt staat iedereen klaar met een schepje in de hand om als volleerde Duitsers z'n eigen heetwaterkuil te gaan creĆ«ren. Dat luistert vrij nauw: pal boven de bron brand je je aan het water (het is net boven de zestig graden), dus de truuk is een stukje eronder te gaan liggen (of opzij) zodat het hete water zich mengt met het koude water wat normaal tussen het zand zit.

Veel mensen plukken dan vervolgens mossels van de rotsen even verderop, en leggen deze een paar uur te sudderen in de echt hete poelen (63 graden).



Eenmaal in de stemming togen we naar Rotorua, een befaamd oord wat al mijlenver te ruiken is vanwege de doordringende meur van H2S, ook wel bekend van de rotte eieren. Het is niet heel overheersend, maar toch alom tegenwoordig. In het park tegenover de jeugdherberg waar we zitten komen spontaan overal dampwolken uit de grond walmen. Heel de regio is vergeven van de walmende bronnen, stoomwolken en borrelende modderpoelen.
De grote touristische oorden zijn dan erg duur en druk, en daar wordt je in een parkachtige sfeer rondgeleid door een soort van vulkanisch wonderland, maar je mag vooral niet van de paadjes afkomen want dat is natuurlijk levensgevaarlijk. Erg bijzonder allemaal, maar ik kreeg toch erg het gevoel dat het allemaal wat over-geƫnsceneerd was, en de kinderen hadden ook af en toe nogal moeite met het feit dat je geen stap buiten het pad mocht zetten omdat dat mogelijk zou leiden tot een wisse dood door wegzinking in een verscholen lavapoel.


Gelukkig wist een van de mensen van het informatiecentrum bij navraag ook wel wat plekjes die niet omgeven waren door hekken en kaartjesverkooploketten. De eerste daarvan lag zowaar 300 meter buiten het park waar we waren (Wai-o-tapu): vlakbij een brug in de toegangsweg stroomden twee riviertjes samen: de ene beek met heet water (een graad of 45) en de andere beek met koud water (een graad of 16). Op het punt waar ze samenstromen kon je lekker badderen, hetgeen heel merkwaardige gewaarwordingen opleverde met vlagen koud en warm water die elkaar afwisselen op verschillende plekken en dieptes.


Nog een stukje verderop, op de “Old Taupo Road”, een grindweg door de bush, bevond zich de “Kerosene Creek”, bij een slagboom waar je de weg niet verder kon volgen. Hier was een beek met waterval met warm water. Was het vorige warme beekje waarschijnlijk simpelweg de afwatering van warm water uit het nabijgelegen park, hier kwam de warmte direct ter plekke uit de grond. Als je je handen op de bodem in het zand groef, werd het steeds warmer hoe dieper je kwam. Met name dit riviertje leverde de grootste lol van de dag op, vooral voor Jitse en Ibrich. Jitse vond het prachtig om van de waterval af te springen, en Ibrich moest dat natuurlijk ook.

vrijdag 8 oktober 2010

Huis

We hebben een huis!! Het is een bijzonder fraai gelegen huisje met tweeeneenhalve verdieping, waarbij dat laatste woord erg letterlijk genomen moet worden. Je gaat namelijk vanaf de voordeur naar beneden om bij de andere verdiepingen te komen. Er omheen ligt een stuk rimboe met poel. Het is gelegen in het dorp Oakura, 15 km ten Westen van New Plymouth, aan de kust.
Op dit moment zijn we druk met dingen regelen voor het huis: electriciteit en internet aansluiten, huurcontract, telefoon, etc etc.

We zitten sinds aankomst in New Plymouth, nu twee dagen geleden, in het Flamingo Motel, een prima motel dat door het ziekenhuis betaald wordt. Alles gaat dus in behoorlijk turbo-tempo: in anderhalve dag hadden we een auto, en nu we nog nauwelijks twee dagen in New Plymouth zijn hebben we al een huis geregeld. Nu nog het interieur.

We trekken in ons huisje op 16 oktober, en tot die tijd gaan we op een vakantietripje nu het nog kan en de kinderen nog niet naar school gaan.


Hieronder een korte fotoreportage over het huisje. Foto's van het interieur volgen later, want nu is het nog compleet leeg.