Omdat we een week over hadden en de kinderen nog niet begonnen waren aan school, dachten we dat het slim was om van de gelegenheid gebruik te maken en een korte vakantie tussendoor te doen. Vanaf a.s. dinsdag gaan de kinderen naar school, en is het maar te bezien wanneer een dergelijke gelegenheid zich weer voordoet.
We wilden niet te ver en ook niet te dichtbij, dus besloten we een punt van het noordeiland te bezoeken die niet extreem puntig was: de Coromandel. Dat is een schiereiland aan de Bay of Plenty, ergens tussen de uiterste Noordpunt en de uiterste Oostpunt. De weg voerde langs bizarre plaatsnamen als Waihihi, Hahei en PioPio.
Hier hebben we een dag doorgebracht aan het Hotwater Beach, vlakbij de plaats Hahei. Dit is een strandje waar heet water uit een thermische bron omhoog borrelt,vanaf 150 meter diepte. Omdat deze bronnen precies in de getijdenzone liggen, is de locatie alleen een aantal uur rond laagwater bereikbaar. De plek staat op de lijst met 100 “must-do's for kiwi's”, dus als het water zakt staat iedereen klaar met een schepje in de hand om als volleerde Duitsers z'n eigen heetwaterkuil te gaan creĆ«ren. Dat luistert vrij nauw: pal boven de bron brand je je aan het water (het is net boven de zestig graden), dus de truuk is een stukje eronder te gaan liggen (of opzij) zodat het hete water zich mengt met het koude water wat normaal tussen het zand zit.
Veel mensen plukken dan vervolgens mossels van de rotsen even verderop, en leggen deze een paar uur te sudderen in de echt hete poelen (63 graden).
Eenmaal in de stemming togen we naar Rotorua, een befaamd oord wat al mijlenver te ruiken is vanwege de doordringende meur van H2S, ook wel bekend van de rotte eieren. Het is niet heel overheersend, maar toch alom tegenwoordig. In het park tegenover de jeugdherberg waar we zitten komen spontaan overal dampwolken uit de grond walmen. Heel de regio is vergeven van de walmende bronnen, stoomwolken en borrelende modderpoelen.
De grote touristische oorden zijn dan erg duur en druk, en daar wordt je in een parkachtige sfeer rondgeleid door een soort van vulkanisch wonderland, maar je mag vooral niet van de paadjes afkomen want dat is natuurlijk levensgevaarlijk. Erg bijzonder allemaal, maar ik kreeg toch erg het gevoel dat het allemaal wat over-geƫnsceneerd was, en de kinderen hadden ook af en toe nogal moeite met het feit dat je geen stap buiten het pad mocht zetten omdat dat mogelijk zou leiden tot een wisse dood door wegzinking in een verscholen lavapoel.
Gelukkig wist een van de mensen van het informatiecentrum bij navraag ook wel wat plekjes die niet omgeven waren door hekken en kaartjesverkooploketten. De eerste daarvan lag zowaar 300 meter buiten het park waar we waren (Wai-o-tapu): vlakbij een brug in de toegangsweg stroomden twee riviertjes samen: de ene beek met heet water (een graad of 45) en de andere beek met koud water (een graad of 16). Op het punt waar ze samenstromen kon je lekker badderen, hetgeen heel merkwaardige gewaarwordingen opleverde met vlagen koud en warm water die elkaar afwisselen op verschillende plekken en dieptes.
Nog een stukje verderop, op de “Old Taupo Road”, een grindweg door de bush, bevond zich de “Kerosene Creek”, bij een slagboom waar je de weg niet verder kon volgen. Hier was een beek met waterval met warm water. Was het vorige warme beekje waarschijnlijk simpelweg de afwatering van warm water uit het nabijgelegen park, hier kwam de warmte direct ter plekke uit de grond. Als je je handen op de bodem in het zand groef, werd het steeds warmer hoe dieper je kwam. Met name dit riviertje leverde de grootste lol van de dag op, vooral voor Jitse en Ibrich. Jitse vond het prachtig om van de waterval af te springen, en Ibrich moest dat natuurlijk ook.
vrijdag 15 oktober 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten