Daar zaten we dan, gestrande bus, in de verlatenheid, 's avonds bij donker, geen verkeer meer, en de geluiden vanuit het hoge gras verderop wezen erop dat de chupacabra's al likkebaardend samendrongen. De volle maan scheen door een dunne wolkenlaag, en een frisse wind blies over de kale vlaktes, terwijl Ingeborg pogingen deed om in het donker in het motorcompartiment wijs te worden uit kleppen, punten, en timings.
Er kwam iemand langs, die stopte. Wat er aan de hand was... praatje, wij wilde demonstreren dat de bus het niet meer deed... en zoals altijd, als je bij de tandarts komt is de kiespijn over, en als je bij de stofzuigerreparateur komt doet het kreng het ineens weer: de bus deed het gewoon weer.
Dus reden we weer verder; maar omdat we het niet vertrouwden keerden we op de eerste plek dat dat mogelijk was. En ja hoor, na nog een klein stukje ging het ineens weer veel langzamer, het gaspedaal leek geen enkel effect meer te hebben, en langzaamaan stonden we weer stil, nagenoeg op dezelfde plek, alleen nu dus met de neus de andere kant op.
Omdat de motor verder geruststellend snorde, we geen gereedschap bij ons hadden, en ook geen zin om de nacht op deze plek door te brengen probeerden we om in etappes de weg terug naar São José dos Auscentes te volbrengen. Maar helaas, het stukje dat we konder rijden werd bij elke poging steeds korter....Elke keer zodra de motor ook maar een beetje warm werd hield hij er mee op, en moesten we eerst een dik kwartier wachten tot we de volgende poging konden wagen. Totdat we op een korte helling omhoog echt strandden: dit was toch echt te veel van het goeie, en zelfs met koude motor trok hij het niet.
Dan maar wachten op weer een toevallige passant. Maar ja, die kwamen niet meer... Toen besloten we maar dat ik de tien kilometer bij nacht en ontij terug moest rennen naar São José om hulp te halen.
Zo gezegd zo gedaan; en gelukkig voor mij bleek die tien kilometer maar drie kilometer te zijn - zover waren we toch al weer gevorderd met bij stukjes en beetjes elke keer een paar meter rijden. Meteen aan het begin van het dorp was een mecanica, en daar aangeklopt. Hoewel het inmiddels half elf of zo was, waren ze nog niet naar bed. Twee jongens begonnen hun gereedschap in een oude kever te laten, en we togen terug naar de bus, de verlatenheid van de hoogvlakte in.
Bij de bus hield Ingeborg ons aan: pas nadat ze haar verhaal had gehouden zag ze in het donker, dat ik ook in die kever zat - ze had me nog niet zo snel terug verwacht, uitgaande van 10 km lopen in plaats van 3.
Wat er vervolgens allemaal gebeurde achterin die bus is ons nog steeds onduidelijk. Onderdelen die er volgens ons niets mee te maken hadden werden losgemaakt, de distributiekap werd met een mes bewerkt, en na bijna een uur besloten ze dat het hopeloos was.
Ik met een van de jongens terug in de kever - de andere bleef bij Ingeborg, Jefferson en de kinderen achter bij de bus. Op ging het door het nachtelijke dorp. Hier aanbellen - geen resultaat. Of toch: na een kwartier aanbellen kwam er een slaperig iemand aan de deur. Daar aanbellen - ook daar kwam iemand aan de deur, dit keer niet slaperig, maar duidelijk met enige drank op en duidelijk ook niet van zins zich weg te laten plukken bij een feestje. En na nog wat rondtoeren, leek het er op dat we onverrichterzake weer terug zouden gaan naar de bus, toen we net tegenover de mecanica, bijna aan het eind van het dorp, iemand troffen die bezig was om een soort kruising tussen een camper, een veewagen en een vrachtwagen uit te laden.
Een dikke man met een harde stem, die vrij kortaf precies het naadje van de kous leek te willen weten, terwijl de mecanica-jongen steeds bijna fluisterend antwoordde - maar uiteindelijk kwam de man inderdaad mee.
Bij de bus aangekomen werd er een dik touw uit de truck gehaald, werd de bus aan de truck gebonden, en toog het langzaam in optocht terug naar het dorp. Ik voorin bij de dikke man, en Christian, de mecanica-jongen die bij Ingeborg was gebleven, achter het stuur van de gesleepte bus om bijtijds te remmen en bij te sturen - en helemaal achteraan de jongen die mij rondgereden had in de kever.
Terug in het dorp stelde de dikke man zich voor als Sergio, en bleek hij heel aardig: we konden met z'n vieren (Ingeborg en ik) in zijn huis slapen (Poussada's was niks op dit tijdstip), Jefferson zou op de spuma (schuimrubber) in de bus blijven slapen, en de volgende ochtend zouden we verder zien.
De volgende ochtend werden we wakker in een kamertje met aan de ene kant een lekker tweepersoons bed, en aan de andere kant een stapelbed met Jitse er in.
Beneden snel Jefferson uit de bus gehaald - die arme jongen bleek het toch wel wat koud gehad te hebben ondanks z'n warme slaapzak, en ons dekbed van thuis dat we bij hem achter
Maar daarna volgde een saaie ochtend bij de monteurs, die uiteindelijk erkenden dat ze het ook niet wisten, en dat die bus elders gerepareerd moest worden.
Maar eerst stapten we bij Sergio in de taxitruck, om uiteindelijk dan toch nog op onze plaats van bestemming aan te komen: Arco Verde.
(wordt morgen vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten