Op de eerste schooldag werd Jitse heel hartelijk ontvangen door de directrice, zijn juf en zijn nieuwe klas. Een van de jongens, Finn was aangesteld als zijn mentor. Finn bleek zelf twee jaar geleden uit Nederland naar NZ gekomen, met zijn vader, moeder(van origine nieuw zeelandse), broertje en zusje, dus hij kon Jitse goed aanvoelen, al bleek zijn nederlands wel érg roestig geworden in die twee jaar... En ook was er Ben, een hartelijke nieuw zeelandse jongen die zich meteen over Jitse ontfermde, en hem bij hem thuis uitnodigde. Toen ik dus die eerste middag Jitse ophaalde (een paar uurtjes eerder, in de grote pauze) trof ik hem schaterend aan in het klimrek. Ben en Finn als trouwe adjudanten aan zijn zijde.
En ook had hij al kennis gemaakt met Emma uit een parallelklas. Zij en haar jongere zusje Carlijn wonen hier sinds 4 maanden en spreken thuis Nederlands, al is het gezin al een jaar of 10 daar niet meer woonachtig. Jitse en Ibi konden het meteen goed met vooral Emma vinden, en sinds vorige week zit Ibi samen met Emma op paardrijles.
Inmiddels zijn we weer een dikke week verder,lijkt school al bijna gewoon te worden. En wat betreft de taal ontwikkelen de kinderen al een nieuw zeelandse uitspraak om jaloers op te zijn. En dat ben ik dan ook. In de tuin hoor ik Ibi brullen dat iets gewoon awful is, of very good. Nederlandse zinnen doorspekt met hier en daar een engels woordje. Wat betreft de taal heb ik zelf ook nog wel mijn moeilijkheden. Aan het uitspreken van de e met een klank die het midden houdt tussen een i en een ie, begin ik al aardig te wennen (Ben wordt Bien, Emma wordt Iema, Ten wordt tien, en Bear wordt bier) maar bij Ibi op het kinderdagverblijf kan ik die kinderen met volle snotneuzen maar nauwelijks verstaan.
Ook grappig hier is de afkorting van Taranaki, de provincie waar we hier wonen. Dat wordt dus the naki genoemd.
vrijdag 29 oktober 2010
maandag 25 oktober 2010
De spectaculaire natuur van Nieuw Zeeland
Volgens vele reisfolders is Nieuw Zeeland zeer rijkelijk toebedeeld met spectaculair natuurschoon. Om dat te illustreren heb ik aan dit artikel wat zelfgemaakte vogelfoto's toegevoegd van spectaculaire soorten die men hier kan waarnemen: merel, vink, en heggemus. Hé, hadden we die niet ook al in de tuin in Nederland?
Landschappelijk gezien mag dat spectaculaire misschien kloppen, qua soortenrijkdom van hogere dieren lijkt dat vooralsnog opgeblazen verkooppraat. Voor de groepen die ik het best kan overzien (vogels, zoogdieren) is het een zeer armoedig land.
Neem het aantal zoogdieren dat hier van nature voorkomt. Dat is er precies welgeteld één (1). De verklaring daarachter is simpel: Nieuw Zeeland splitste zich 80 miljoen jaar geleden af van Australië/Antarctica, en dreef steeds verder weg. En die 80 miljoen jaar geleden is in het Krijt, toen er overal nog vrolijk dino's op de aarde rondhuppelden, en zoogdieren nog niet uitgevonden waren. Toen zoogdieren eenmaal hun kansen kregen en konden dansen op de botten van de dino-kerkhoven, was Nieuw Zeeland inmiddels te ver afgedreven om nog gekoloniseerd te kunnen worden. Het enige zoogdier dat het wel gelukt is hier aan te komen is een vleermuissoort, waarmee meteen duidelijk is hoe dat kan dat er toch nog een soort zoogdier voorkomt.
Natuurlijk zijn er wel vele zeezoogdieren, zoals walvissen, zeehonden, zeeleeuwen en zeeolifanten. En dat het boekje over zoogdieren van Nieuw Zeeland ondanks al het vorige toch aardig gevuld is, is enkel te danken aan die ene soort zoogdier die hier een paar honderd jaar geleden kwam aanwaaien: de mens.
Want het land waar ze aankwamen was zo leeg zonder de vertrouwde egeltjes, haasjes en andere bekende diertjes. Inderdaad: al het bekende spul wat we vanuit Europa kennen komt hier voor: egels, wezels, hermelijnen, konijnen, hazen, wilde zwijnen, gemzen, edelherten, en natuurlijk de nodige ratten en muizen. Plus nog verscheidene introducees uit Australie (Wallabi´s, een soort mini-kangoeroe, en oposssum), Azie en Noord Amerika (verscheidene hertensoorten). De enige echte grote ontbrekende uit Europa is de ree – en wolven, beren en otters heeft men natuurlijk ook niet geintroduceerd, want soorten die je haat ga je natuurlijk niet uitzetten.
Vrijwel al deze soorten worden tegenwoordig aangeduid als “pest”, een plaag dus. Ratten, katten en honden hebben de populatie van sommige inheemse soorten vogels letterlijk gedecimeerd, en ook de lieve egeltjes doen daar natuurlijk dapper aan mee. Al met al kun je zeggen dat de mens een enorm stempel op de natuur hier heeft gedrukt.
Het is trouwens erg verleidelijk om in de val te trappen dat enkel de stoute westerlingen hier de boel verknald hebben, en dat de lieve, in harmonie met de natuur levende maori's geen kwaad deden. De maori's kwamen maar een jaar of 500 eerder dan de blanken, en ook zij hebben voor de nodige introducties van uitheemse dieren, en uitroeiing van inheemse dieren gezorgd.
Bij vogels is dat niet heel anders, al is dat een stuk minder drastisch. Vogels komen hier van nature uiteraard wel voor, om de simpele reden dat ze naar het geisoleerde land konden vliegen. Echter, de diversiteit aan oorspronkelijke vogels is uiterst mager – natuurlijk omdat het nogal een afstand is om te vliegen, en omdat Nieuw Zeeland op geen enkele trekroute ligt. Je gaat als vogel natuurlijk niet in het wilde weg de oceaan opvliegen om vervolgens per ongeluk 1000 km verderop wat eilanden tegen te komen waar je je op kunt vestigen.
Het vogelboek met alle vogelsoorten van Nieuw Zeeland is dan ook akelig dun in vergelijking met de boeken van Europa of Noord Amerika (om nog maar te zwijgen over het vogelboek van Mexico of Brazilie). De groep vogels die verreweg het grootste aantal pagina's beslaat zijn de stormvogels: van die vervelende beesten die hopeloos op elkaar lijken, en die je nooit ziet omdat ze altijd op zee zitten. Beesten die hier dus eigenlijk niet eens voorkomen, maar die er toch in staan omdat er af en toe eens een kneus is die zich per ongeluk op het strand laat aanspoelen na een storm.
Zangvogels ontbreken vrijwel geheel (net mijn favoriete groep), en meer dan de helft van wat hier voorkomt aan zangvogels is ook nog eens geintroduceerd vanuit Europa, wederom door de mens, omdat ze de merel, de zanglijster, de huismus en de spreeuw kennelijk zo misten van thuis.
Dus 's ochtends klinkt het hier verdacht veel als thuis in Nederland: veel zanglijster- en merelgekweel (erg mooi, daar niet van), met daarnaast geelgors, vink, heggemus, groenling, en heel veel putters. Precies alles wat we thuis in Nederland ook hoorden. Af en toe hoor je eens eens een onbekend vogelgeluid, maar het mereldeel 's ochtends is toch echt Europees. Het bizarre is dan dat een beest als de veldleeuwerik, die in Nederland de laatste vijftien jaar letterlijk gedecimeerd is en die je tegenwoordig moet opsporen met een lantaarntje, hier in Nieuw Zeeland veelvuldig te horen is.
Waarschijnlijk is die overheersing van Europese zanggeluiden omdat de paar soorten die hier van ature voorkomen niet echte zangtalenten zijn. Vinkachtigen, lijsterachtigen, leeuweriken, mezen, loof- en rietzangers, grasmussen, maar ook suboscines, vireo's, wielewaalachtigen, het komt hier allemaal niet voor van nature – en dat zijn juist de groepen die sterk ontwikkelde zang hebben.
Maar ook onder andere vogelgroepen zijn er veel introducees, bij voorbeeld kwartels, fazanten, wilde eenden en stadsduiven. Het valt op dat het alleen de bekende standvogels van Europa zijn die hier met succes geintroduceerd zijn. Alle trekvogels van Europa ontbreken, om begrijpelijke redenen: die zijn weggetrokken na introductie, hun aandrang om met het wisselen der seizoenen weg te wezen gewoon volgend – om daarna waarschijnlijk jammerlijk in zee omgekomen te zijn.
De enige standvogels van Europa die hier echt missen zijn de mezen (waarschijnlijk geen geschikte broedplekken??), winterkoning en de meeste kraaien (alleen roek komt hier voor plus nog een oorspronkelijke ekstersoort).
Het doet je weer beseffen hoe sterk de mens z'n stempel op de natuur gezet heeft, vooral op zo'n stel eilanden als hier.
Hoe dat zit met de plantenwereld kan ik nog niet goed beoordelen. Hier voor het huis staat een beuk die op het punt staat uit te barsten in overdadig pril blad, en vandaag nog een zomereik, veel eucalyptus en ook veel populieren gezien. Maar over de oorspronkelijkheid van de plantenwereld later wellicht nog een stukje.
Landschappelijk gezien mag dat spectaculaire misschien kloppen, qua soortenrijkdom van hogere dieren lijkt dat vooralsnog opgeblazen verkooppraat. Voor de groepen die ik het best kan overzien (vogels, zoogdieren) is het een zeer armoedig land.
Neem het aantal zoogdieren dat hier van nature voorkomt. Dat is er precies welgeteld één (1). De verklaring daarachter is simpel: Nieuw Zeeland splitste zich 80 miljoen jaar geleden af van Australië/Antarctica, en dreef steeds verder weg. En die 80 miljoen jaar geleden is in het Krijt, toen er overal nog vrolijk dino's op de aarde rondhuppelden, en zoogdieren nog niet uitgevonden waren. Toen zoogdieren eenmaal hun kansen kregen en konden dansen op de botten van de dino-kerkhoven, was Nieuw Zeeland inmiddels te ver afgedreven om nog gekoloniseerd te kunnen worden. Het enige zoogdier dat het wel gelukt is hier aan te komen is een vleermuissoort, waarmee meteen duidelijk is hoe dat kan dat er toch nog een soort zoogdier voorkomt.
Natuurlijk zijn er wel vele zeezoogdieren, zoals walvissen, zeehonden, zeeleeuwen en zeeolifanten. En dat het boekje over zoogdieren van Nieuw Zeeland ondanks al het vorige toch aardig gevuld is, is enkel te danken aan die ene soort zoogdier die hier een paar honderd jaar geleden kwam aanwaaien: de mens.
Want het land waar ze aankwamen was zo leeg zonder de vertrouwde egeltjes, haasjes en andere bekende diertjes. Inderdaad: al het bekende spul wat we vanuit Europa kennen komt hier voor: egels, wezels, hermelijnen, konijnen, hazen, wilde zwijnen, gemzen, edelherten, en natuurlijk de nodige ratten en muizen. Plus nog verscheidene introducees uit Australie (Wallabi´s, een soort mini-kangoeroe, en oposssum), Azie en Noord Amerika (verscheidene hertensoorten). De enige echte grote ontbrekende uit Europa is de ree – en wolven, beren en otters heeft men natuurlijk ook niet geintroduceerd, want soorten die je haat ga je natuurlijk niet uitzetten.
Vrijwel al deze soorten worden tegenwoordig aangeduid als “pest”, een plaag dus. Ratten, katten en honden hebben de populatie van sommige inheemse soorten vogels letterlijk gedecimeerd, en ook de lieve egeltjes doen daar natuurlijk dapper aan mee. Al met al kun je zeggen dat de mens een enorm stempel op de natuur hier heeft gedrukt.
Het is trouwens erg verleidelijk om in de val te trappen dat enkel de stoute westerlingen hier de boel verknald hebben, en dat de lieve, in harmonie met de natuur levende maori's geen kwaad deden. De maori's kwamen maar een jaar of 500 eerder dan de blanken, en ook zij hebben voor de nodige introducties van uitheemse dieren, en uitroeiing van inheemse dieren gezorgd.
Bij vogels is dat niet heel anders, al is dat een stuk minder drastisch. Vogels komen hier van nature uiteraard wel voor, om de simpele reden dat ze naar het geisoleerde land konden vliegen. Echter, de diversiteit aan oorspronkelijke vogels is uiterst mager – natuurlijk omdat het nogal een afstand is om te vliegen, en omdat Nieuw Zeeland op geen enkele trekroute ligt. Je gaat als vogel natuurlijk niet in het wilde weg de oceaan opvliegen om vervolgens per ongeluk 1000 km verderop wat eilanden tegen te komen waar je je op kunt vestigen.
Het vogelboek met alle vogelsoorten van Nieuw Zeeland is dan ook akelig dun in vergelijking met de boeken van Europa of Noord Amerika (om nog maar te zwijgen over het vogelboek van Mexico of Brazilie). De groep vogels die verreweg het grootste aantal pagina's beslaat zijn de stormvogels: van die vervelende beesten die hopeloos op elkaar lijken, en die je nooit ziet omdat ze altijd op zee zitten. Beesten die hier dus eigenlijk niet eens voorkomen, maar die er toch in staan omdat er af en toe eens een kneus is die zich per ongeluk op het strand laat aanspoelen na een storm.
Zangvogels ontbreken vrijwel geheel (net mijn favoriete groep), en meer dan de helft van wat hier voorkomt aan zangvogels is ook nog eens geintroduceerd vanuit Europa, wederom door de mens, omdat ze de merel, de zanglijster, de huismus en de spreeuw kennelijk zo misten van thuis.
Dus 's ochtends klinkt het hier verdacht veel als thuis in Nederland: veel zanglijster- en merelgekweel (erg mooi, daar niet van), met daarnaast geelgors, vink, heggemus, groenling, en heel veel putters. Precies alles wat we thuis in Nederland ook hoorden. Af en toe hoor je eens eens een onbekend vogelgeluid, maar het mereldeel 's ochtends is toch echt Europees. Het bizarre is dan dat een beest als de veldleeuwerik, die in Nederland de laatste vijftien jaar letterlijk gedecimeerd is en die je tegenwoordig moet opsporen met een lantaarntje, hier in Nieuw Zeeland veelvuldig te horen is.
Waarschijnlijk is die overheersing van Europese zanggeluiden omdat de paar soorten die hier van ature voorkomen niet echte zangtalenten zijn. Vinkachtigen, lijsterachtigen, leeuweriken, mezen, loof- en rietzangers, grasmussen, maar ook suboscines, vireo's, wielewaalachtigen, het komt hier allemaal niet voor van nature – en dat zijn juist de groepen die sterk ontwikkelde zang hebben.
Maar ook onder andere vogelgroepen zijn er veel introducees, bij voorbeeld kwartels, fazanten, wilde eenden en stadsduiven. Het valt op dat het alleen de bekende standvogels van Europa zijn die hier met succes geintroduceerd zijn. Alle trekvogels van Europa ontbreken, om begrijpelijke redenen: die zijn weggetrokken na introductie, hun aandrang om met het wisselen der seizoenen weg te wezen gewoon volgend – om daarna waarschijnlijk jammerlijk in zee omgekomen te zijn.
De enige standvogels van Europa die hier echt missen zijn de mezen (waarschijnlijk geen geschikte broedplekken??), winterkoning en de meeste kraaien (alleen roek komt hier voor plus nog een oorspronkelijke ekstersoort).
Het doet je weer beseffen hoe sterk de mens z'n stempel op de natuur gezet heeft, vooral op zo'n stel eilanden als hier.
Hoe dat zit met de plantenwereld kan ik nog niet goed beoordelen. Hier voor het huis staat een beuk die op het punt staat uit te barsten in overdadig pril blad, en vandaag nog een zomereik, veel eucalyptus en ook veel populieren gezien. Maar over de oorspronkelijkheid van de plantenwereld later wellicht nog een stukje.
dinsdag 19 oktober 2010
De eerste oogst van simpelmoenen
Ons huisje heeft een tuin achter en onder zich, welke in zeer wilde staat verkeerd. Het lijkt meer op een oerwoud dan op een gecultiveerde tuin, hetgeen wij natuurlijk allang best vinden. Al is het wel wat erg wild want de paadjes en trapjes (het loopt steil naar beneden tot aan een soort van sloot) zijn allemaal zwaar overwoekerd.
Hadden we in het nieuwe huis thuis al een eerste oogst aan druivensap, hier kunnen we meteen verder gaan met oogsten. In de tuin achter het huis staat een boom vol met gele vruchten. Er naast staat nog een papaya, maar die waren nog lang niet rijp (en bovendien zijn wij allen niet zo'n liefhebber van de weeige smaak van papaya's).
Dus op de eerste dag van ons verblijf hier toog ik met de kinderen op expeditie de wildernis van de tuin in. Gewapend met een stuk touw, een grote boodschappentas en een bamboestok baanden we ons door de beplanting op weg naar de boom. Jitse wilde weten wat voor vruchten het waren, en omdat ik niet wist of het nou een sinaasappelboom was of dat het hier ging om pompelmoenen, maakte ik er ter plekke maar simpelmoenen van.
(Pompelmoenen zijn in Nederland meer bekend onder de naam grapefruit, maar dat vind ik zo'n gruwelijke lelijk woord dat ik het niet wens te gebruiken. In de eerste plaats omdat er een mooi Nederlands woord voor is en alles toch al te veel verengelst, en in de tweede plaats omdat “druivenfruit” kant noch wal raakt qua betekenis).
Vanwege de uitgebreide training die ze in Nederland gehad hebben, met een klimwand en een plafondrek op hun slaapkamer, zaten de twee kindjes binnen mum van tijd hoog in de boom op uiterste takken om de vruchten naar beneden in de boodschappentas te gooien. Ik gebruikte vanaf de grond nog het touw om hoge takken naar beneden te buigen, en Jitse deed af en toe nog goed z'n best met de bamboestokken.
De eerste oogst was een tas vol met een kleine dertig vruchten, afkomstig van anderhalve tak. Aan de boom zelf hangt nog minstens vijf keer zo veel.
Terug van expeditie eerst maar eens geproefd. Ik had eigenlijk verwacht dat het volstrekt oneetbare, taaie, uitgedroogde dingen zou betreffen, zonder smaak en met harde vellen die zeer irritant tussen je tanden blijven hangen, maar niets van dat alles: het bleken overheerlijke pompelmoenen, druipend van het sap, totaal niet taai, en uiterst eetbaar. Dat wordt dus de komende maanden sappig ontbijten. En de hele boom hangt nog vol.
Hadden we in het nieuwe huis thuis al een eerste oogst aan druivensap, hier kunnen we meteen verder gaan met oogsten. In de tuin achter het huis staat een boom vol met gele vruchten. Er naast staat nog een papaya, maar die waren nog lang niet rijp (en bovendien zijn wij allen niet zo'n liefhebber van de weeige smaak van papaya's).
Dus op de eerste dag van ons verblijf hier toog ik met de kinderen op expeditie de wildernis van de tuin in. Gewapend met een stuk touw, een grote boodschappentas en een bamboestok baanden we ons door de beplanting op weg naar de boom. Jitse wilde weten wat voor vruchten het waren, en omdat ik niet wist of het nou een sinaasappelboom was of dat het hier ging om pompelmoenen, maakte ik er ter plekke maar simpelmoenen van.
(Pompelmoenen zijn in Nederland meer bekend onder de naam grapefruit, maar dat vind ik zo'n gruwelijke lelijk woord dat ik het niet wens te gebruiken. In de eerste plaats omdat er een mooi Nederlands woord voor is en alles toch al te veel verengelst, en in de tweede plaats omdat “druivenfruit” kant noch wal raakt qua betekenis).
Vanwege de uitgebreide training die ze in Nederland gehad hebben, met een klimwand en een plafondrek op hun slaapkamer, zaten de twee kindjes binnen mum van tijd hoog in de boom op uiterste takken om de vruchten naar beneden in de boodschappentas te gooien. Ik gebruikte vanaf de grond nog het touw om hoge takken naar beneden te buigen, en Jitse deed af en toe nog goed z'n best met de bamboestokken.
De eerste oogst was een tas vol met een kleine dertig vruchten, afkomstig van anderhalve tak. Aan de boom zelf hangt nog minstens vijf keer zo veel.
Terug van expeditie eerst maar eens geproefd. Ik had eigenlijk verwacht dat het volstrekt oneetbare, taaie, uitgedroogde dingen zou betreffen, zonder smaak en met harde vellen die zeer irritant tussen je tanden blijven hangen, maar niets van dat alles: het bleken overheerlijke pompelmoenen, druipend van het sap, totaal niet taai, en uiterst eetbaar. Dat wordt dus de komende maanden sappig ontbijten. En de hele boom hangt nog vol.
maandag 18 oktober 2010
Updates
We wonen vanaf gister in ons nieuwe huisje in Oakura. Omdat we wat moeilijk toegang hadden tot internet, vanaf vandaag elke dag een inhaalslag met gepredateerde stukjes.
Om te beginnen met twee stukjes, een van Ingeborg en een van mij. (De eerste is van 5 oktober, dus even naar beneden scrollen.)
We kunnen elk moment ook internet thuis krijgen. Telefoon krijgen we dan ook thuis. Mobiele nummers hebben we sinds gister. Voor adres en telefoongegevens stuur een mailtje.
Om te beginnen met twee stukjes, een van Ingeborg en een van mij. (De eerste is van 5 oktober, dus even naar beneden scrollen.)
We kunnen elk moment ook internet thuis krijgen. Telefoon krijgen we dan ook thuis. Mobiele nummers hebben we sinds gister. Voor adres en telefoongegevens stuur een mailtje.
zaterdag 16 oktober 2010
20 minutes of Powershopping
Vrijdag de 15-e om 23 uur 's nachts waren we teruggekeerd uit Rotorua. We hadden er nog even over gedacht om in de auto te slapen maar inmiddels zijn we al aardig gewend aan het rijden en de baas van het motel in New Plymouth zei dat hij de deur van onze unit voor ons open zou laten.
Dus toch maar doorgereden. Op zaterdag de 16-e konden we ons nieuwe huis betrekken, en de volgende ochtend zou ik op meubeljacht gaan.
Nu hadden we al in wat tweedehands winkels rondgeneusd en waren erg geschrokken van de prijzen. 600 dollar voor een aftandse tafel met 4 stoelen, 400 dollar voor een afgeleefde matras met matrasbodem, 325 voor een tweedehandswasmachine, en net zo iets voor een koelkast.
We hadden al visioenen van hoe we ons leven zouden inrichten gebruik makend van sinaasappelkistjes, kartonnen dozen, en kasten van sloophout tussen bakstenen. Ook had ik er aan gedacht om bij een bouwmarkt een paar schragen te gaan kopen, en dan misschien op de vuilstort een oude deur op te snorren. Maar een stuk schuimrubber om de nacht op door te brengen was toch wel een hartewens. Het hele jaar op een lekkend 1 cm dik kampeermatje was voor mij toch wel een doemscenario.
Ik besloot dus aan de eigenaresse van ons motel te vragen waar je ergens schuimrubber kon kopen dat als een matras kon dienen. Zij had wel een idee, maar wees ons ook op de hospice shop. Een tweedehands winkel, op het terrein van het ziekenhuis waar tweedehands goederen worden ingezameld en verkocht ten bate van het Hospice.
Het was 12 uur toen ik dit hoorde, 12.20 toen ik eindelijk in de winkel stonden de winkel zou om 13.00 uur sluiten. (Ik had eerst nog 20 minuten gezocht naar een geldmachine, en toen ik die vond kwam er ook nog eens geen geld uit...)
Maar de vrijwilligers waren alleraardigst, en de vrouw aan wie ik onze situatie voorlegde bood aan na sluitingstijd nog even op mij te wachten terwijl ik het geld ging halen. Vervolgens ben ik in rap tempo door de winkel gerend. Een slaapbank,een bureau, een ladenkast, een tafel met 4 stoelen, twee dikke fauteuils met voetsteunen die met een hendel eruitschieten, 2 matrasjes voor de kinderen, dekbedjes, dekbedovertrekken en slopen voor iedereen, koekenpan, 2 pannen, kopjes, borden en bestek uitgezocht. Naar een andere geldmachine geraced. Om 13.05 was ik weer in de winkel aan het betalen en om 14.00 uur was alles bezorgd in ons huisje in Oakura.
Totale kosten 460 dollar, dus ca 275 euro. Lang leve de hospice shop!
Dus toch maar doorgereden. Op zaterdag de 16-e konden we ons nieuwe huis betrekken, en de volgende ochtend zou ik op meubeljacht gaan.
Nu hadden we al in wat tweedehands winkels rondgeneusd en waren erg geschrokken van de prijzen. 600 dollar voor een aftandse tafel met 4 stoelen, 400 dollar voor een afgeleefde matras met matrasbodem, 325 voor een tweedehandswasmachine, en net zo iets voor een koelkast.
We hadden al visioenen van hoe we ons leven zouden inrichten gebruik makend van sinaasappelkistjes, kartonnen dozen, en kasten van sloophout tussen bakstenen. Ook had ik er aan gedacht om bij een bouwmarkt een paar schragen te gaan kopen, en dan misschien op de vuilstort een oude deur op te snorren. Maar een stuk schuimrubber om de nacht op door te brengen was toch wel een hartewens. Het hele jaar op een lekkend 1 cm dik kampeermatje was voor mij toch wel een doemscenario.
Ik besloot dus aan de eigenaresse van ons motel te vragen waar je ergens schuimrubber kon kopen dat als een matras kon dienen. Zij had wel een idee, maar wees ons ook op de hospice shop. Een tweedehands winkel, op het terrein van het ziekenhuis waar tweedehands goederen worden ingezameld en verkocht ten bate van het Hospice.
Het was 12 uur toen ik dit hoorde, 12.20 toen ik eindelijk in de winkel stonden de winkel zou om 13.00 uur sluiten. (Ik had eerst nog 20 minuten gezocht naar een geldmachine, en toen ik die vond kwam er ook nog eens geen geld uit...)
Maar de vrijwilligers waren alleraardigst, en de vrouw aan wie ik onze situatie voorlegde bood aan na sluitingstijd nog even op mij te wachten terwijl ik het geld ging halen. Vervolgens ben ik in rap tempo door de winkel gerend. Een slaapbank,een bureau, een ladenkast, een tafel met 4 stoelen, twee dikke fauteuils met voetsteunen die met een hendel eruitschieten, 2 matrasjes voor de kinderen, dekbedjes, dekbedovertrekken en slopen voor iedereen, koekenpan, 2 pannen, kopjes, borden en bestek uitgezocht. Naar een andere geldmachine geraced. Om 13.05 was ik weer in de winkel aan het betalen en om 14.00 uur was alles bezorgd in ons huisje in Oakura.
Totale kosten 460 dollar, dus ca 275 euro. Lang leve de hospice shop!
vrijdag 15 oktober 2010
Van Hahei naar Waihi
Omdat we een week over hadden en de kinderen nog niet begonnen waren aan school, dachten we dat het slim was om van de gelegenheid gebruik te maken en een korte vakantie tussendoor te doen. Vanaf a.s. dinsdag gaan de kinderen naar school, en is het maar te bezien wanneer een dergelijke gelegenheid zich weer voordoet.
We wilden niet te ver en ook niet te dichtbij, dus besloten we een punt van het noordeiland te bezoeken die niet extreem puntig was: de Coromandel. Dat is een schiereiland aan de Bay of Plenty, ergens tussen de uiterste Noordpunt en de uiterste Oostpunt. De weg voerde langs bizarre plaatsnamen als Waihihi, Hahei en PioPio.
Hier hebben we een dag doorgebracht aan het Hotwater Beach, vlakbij de plaats Hahei. Dit is een strandje waar heet water uit een thermische bron omhoog borrelt,vanaf 150 meter diepte. Omdat deze bronnen precies in de getijdenzone liggen, is de locatie alleen een aantal uur rond laagwater bereikbaar. De plek staat op de lijst met 100 “must-do's for kiwi's”, dus als het water zakt staat iedereen klaar met een schepje in de hand om als volleerde Duitsers z'n eigen heetwaterkuil te gaan creëren. Dat luistert vrij nauw: pal boven de bron brand je je aan het water (het is net boven de zestig graden), dus de truuk is een stukje eronder te gaan liggen (of opzij) zodat het hete water zich mengt met het koude water wat normaal tussen het zand zit.
Veel mensen plukken dan vervolgens mossels van de rotsen even verderop, en leggen deze een paar uur te sudderen in de echt hete poelen (63 graden).
Eenmaal in de stemming togen we naar Rotorua, een befaamd oord wat al mijlenver te ruiken is vanwege de doordringende meur van H2S, ook wel bekend van de rotte eieren. Het is niet heel overheersend, maar toch alom tegenwoordig. In het park tegenover de jeugdherberg waar we zitten komen spontaan overal dampwolken uit de grond walmen. Heel de regio is vergeven van de walmende bronnen, stoomwolken en borrelende modderpoelen.
De grote touristische oorden zijn dan erg duur en druk, en daar wordt je in een parkachtige sfeer rondgeleid door een soort van vulkanisch wonderland, maar je mag vooral niet van de paadjes afkomen want dat is natuurlijk levensgevaarlijk. Erg bijzonder allemaal, maar ik kreeg toch erg het gevoel dat het allemaal wat over-geënsceneerd was, en de kinderen hadden ook af en toe nogal moeite met het feit dat je geen stap buiten het pad mocht zetten omdat dat mogelijk zou leiden tot een wisse dood door wegzinking in een verscholen lavapoel.
Gelukkig wist een van de mensen van het informatiecentrum bij navraag ook wel wat plekjes die niet omgeven waren door hekken en kaartjesverkooploketten. De eerste daarvan lag zowaar 300 meter buiten het park waar we waren (Wai-o-tapu): vlakbij een brug in de toegangsweg stroomden twee riviertjes samen: de ene beek met heet water (een graad of 45) en de andere beek met koud water (een graad of 16). Op het punt waar ze samenstromen kon je lekker badderen, hetgeen heel merkwaardige gewaarwordingen opleverde met vlagen koud en warm water die elkaar afwisselen op verschillende plekken en dieptes.
Nog een stukje verderop, op de “Old Taupo Road”, een grindweg door de bush, bevond zich de “Kerosene Creek”, bij een slagboom waar je de weg niet verder kon volgen. Hier was een beek met waterval met warm water. Was het vorige warme beekje waarschijnlijk simpelweg de afwatering van warm water uit het nabijgelegen park, hier kwam de warmte direct ter plekke uit de grond. Als je je handen op de bodem in het zand groef, werd het steeds warmer hoe dieper je kwam. Met name dit riviertje leverde de grootste lol van de dag op, vooral voor Jitse en Ibrich. Jitse vond het prachtig om van de waterval af te springen, en Ibrich moest dat natuurlijk ook.
We wilden niet te ver en ook niet te dichtbij, dus besloten we een punt van het noordeiland te bezoeken die niet extreem puntig was: de Coromandel. Dat is een schiereiland aan de Bay of Plenty, ergens tussen de uiterste Noordpunt en de uiterste Oostpunt. De weg voerde langs bizarre plaatsnamen als Waihihi, Hahei en PioPio.
Hier hebben we een dag doorgebracht aan het Hotwater Beach, vlakbij de plaats Hahei. Dit is een strandje waar heet water uit een thermische bron omhoog borrelt,vanaf 150 meter diepte. Omdat deze bronnen precies in de getijdenzone liggen, is de locatie alleen een aantal uur rond laagwater bereikbaar. De plek staat op de lijst met 100 “must-do's for kiwi's”, dus als het water zakt staat iedereen klaar met een schepje in de hand om als volleerde Duitsers z'n eigen heetwaterkuil te gaan creëren. Dat luistert vrij nauw: pal boven de bron brand je je aan het water (het is net boven de zestig graden), dus de truuk is een stukje eronder te gaan liggen (of opzij) zodat het hete water zich mengt met het koude water wat normaal tussen het zand zit.
Veel mensen plukken dan vervolgens mossels van de rotsen even verderop, en leggen deze een paar uur te sudderen in de echt hete poelen (63 graden).
Eenmaal in de stemming togen we naar Rotorua, een befaamd oord wat al mijlenver te ruiken is vanwege de doordringende meur van H2S, ook wel bekend van de rotte eieren. Het is niet heel overheersend, maar toch alom tegenwoordig. In het park tegenover de jeugdherberg waar we zitten komen spontaan overal dampwolken uit de grond walmen. Heel de regio is vergeven van de walmende bronnen, stoomwolken en borrelende modderpoelen.
De grote touristische oorden zijn dan erg duur en druk, en daar wordt je in een parkachtige sfeer rondgeleid door een soort van vulkanisch wonderland, maar je mag vooral niet van de paadjes afkomen want dat is natuurlijk levensgevaarlijk. Erg bijzonder allemaal, maar ik kreeg toch erg het gevoel dat het allemaal wat over-geënsceneerd was, en de kinderen hadden ook af en toe nogal moeite met het feit dat je geen stap buiten het pad mocht zetten omdat dat mogelijk zou leiden tot een wisse dood door wegzinking in een verscholen lavapoel.
Gelukkig wist een van de mensen van het informatiecentrum bij navraag ook wel wat plekjes die niet omgeven waren door hekken en kaartjesverkooploketten. De eerste daarvan lag zowaar 300 meter buiten het park waar we waren (Wai-o-tapu): vlakbij een brug in de toegangsweg stroomden twee riviertjes samen: de ene beek met heet water (een graad of 45) en de andere beek met koud water (een graad of 16). Op het punt waar ze samenstromen kon je lekker badderen, hetgeen heel merkwaardige gewaarwordingen opleverde met vlagen koud en warm water die elkaar afwisselen op verschillende plekken en dieptes.
Nog een stukje verderop, op de “Old Taupo Road”, een grindweg door de bush, bevond zich de “Kerosene Creek”, bij een slagboom waar je de weg niet verder kon volgen. Hier was een beek met waterval met warm water. Was het vorige warme beekje waarschijnlijk simpelweg de afwatering van warm water uit het nabijgelegen park, hier kwam de warmte direct ter plekke uit de grond. Als je je handen op de bodem in het zand groef, werd het steeds warmer hoe dieper je kwam. Met name dit riviertje leverde de grootste lol van de dag op, vooral voor Jitse en Ibrich. Jitse vond het prachtig om van de waterval af te springen, en Ibrich moest dat natuurlijk ook.
vrijdag 8 oktober 2010
Huis
We hebben een huis!! Het is een bijzonder fraai gelegen huisje met tweeeneenhalve verdieping, waarbij dat laatste woord erg letterlijk genomen moet worden. Je gaat namelijk vanaf de voordeur naar beneden om bij de andere verdiepingen te komen. Er omheen ligt een stuk rimboe met poel. Het is gelegen in het dorp Oakura, 15 km ten Westen van New Plymouth, aan de kust.
Op dit moment zijn we druk met dingen regelen voor het huis: electriciteit en internet aansluiten, huurcontract, telefoon, etc etc.
We zitten sinds aankomst in New Plymouth, nu twee dagen geleden, in het Flamingo Motel, een prima motel dat door het ziekenhuis betaald wordt. Alles gaat dus in behoorlijk turbo-tempo: in anderhalve dag hadden we een auto, en nu we nog nauwelijks twee dagen in New Plymouth zijn hebben we al een huis geregeld. Nu nog het interieur.
We trekken in ons huisje op 16 oktober, en tot die tijd gaan we op een vakantietripje nu het nog kan en de kinderen nog niet naar school gaan.
Hieronder een korte fotoreportage over het huisje. Foto's van het interieur volgen later, want nu is het nog compleet leeg.
Op dit moment zijn we druk met dingen regelen voor het huis: electriciteit en internet aansluiten, huurcontract, telefoon, etc etc.
We zitten sinds aankomst in New Plymouth, nu twee dagen geleden, in het Flamingo Motel, een prima motel dat door het ziekenhuis betaald wordt. Alles gaat dus in behoorlijk turbo-tempo: in anderhalve dag hadden we een auto, en nu we nog nauwelijks twee dagen in New Plymouth zijn hebben we al een huis geregeld. Nu nog het interieur.
We trekken in ons huisje op 16 oktober, en tot die tijd gaan we op een vakantietripje nu het nog kan en de kinderen nog niet naar school gaan.
Hieronder een korte fotoreportage over het huisje. Foto's van het interieur volgen later, want nu is het nog compleet leeg.
donderdag 7 oktober 2010
Een gevaar op de weg
In Alkland hebben we afgelopen maandag een auto gekocht. Er was een soort bunkerachtige hal met een stuk of dertig auto's, die daar speciaal voor “backpackers” verkocht werden. Nieuw Zeelanders profileren zich graag richting backpackers, kennelijk werkt dat uitstekend als marketing-strategie. Op menige gevel staat dat de betreffende winkel speciaal voor backpackers is. Tot aan backpacker-banken aan toe.
Dit was dus een speciale auto-markt voor backpackers, gelegen in een wat louche buurt met veel tatouage-winkels en tenten met full nude ladies en strippende mannen (nee, blote dames speciaal voor backpackers hebben we nog niet ontdekt). Het idee is dat je als backpacker voor het halve jaar dat je hier bent een auto koopt, en die weer verkoopt aan de volgende backpacker, allemaal via deze markt.
Ibrich klom meteen in een rode stationwagen, en probeerde uiteraard alle knopjes uit, en Jitse zat luid te gillen vanuit een flinke Toyota dat dit toch echt de auto was die we moesten hebben, want het dak kon open en de radio die er in zat was zo mooi. Wij waren meer geinteresseerd in een groene auto – en deze bleek inderdaad perfect te rijden, een goede prijs te hebben, etc etc... maar... helaas net wat klein. Twee plaatsen achterin en echt geen ruimte voor een eventuele vijfde persoon.
Dus uiteindelijk hebben we, tot grote vreugde van de trotse Jitse, maar gekozen voor de auto waar Jitse zijn oog op had laten vallen. Ik zal niet alle geweldige details, toeters en bellen aan deze auto opsommen – ook al heeft dat mij als echte man natuurlijk in staat van opwinding gebracht.
Vervolgens moesten we nog kinderzitjes kopen, tanken en meer van zulk soort gedoe, zodat het tegen het eind van de middag liep aleer we konden vertrekken naar onze uiteindelijke plaats van bestemming: New Plymouth, Taranaki, 366 km zuidwaarts.
Onze eerste ervaringen met rijden in Nieuw Zeeland waren bepaald niet fijn.
Ten eerste is daar het probleem dat alle auto's hier automatische versnelling hebben. Dat klinkt makkelijk, want je hoeft dus meestal niet te schakelen, maar het lastige is dat je dan steeds de neiging hebt om een koppelingspedaal te gebruiken dat er dus niet is, waardoor je in plaats daarvan op de rem zit te trappen. En aangezien de remmen erg goed waren, zaten we bij elke serieuze snelheidsverandering ongeveer tegen de voorruit aan.
Een tweede probleem is het feit dat “ontwikkelde landen” links rijden in plaats van rechts (de terminologie hier is niet van mij maar van een website van de Nieuw Zeelandse regering). Als je eenmaal rijdt gaat het wel, maar na het tanken stonden we ineens frontaal tegenover een rij luid toeterende auto's voor een stoplicht, omdat we heel onderontwikkeld in de rechter baan stonden.
Went bovenstaande toch redelijk snel, het allerlastigste vind ik nog wel, dat dankzij het links rijden ook in de auto zelf alles precies andersom zit. Dus steevast gaan de ruitenwissers aan als we de bocht om moeten.
Omdat we het niet zagen zitten om met al deze complicerende factoren ook nog eens bij donker te moeten gaan rijden, besloten we om niet helemaal door te rijden naar New Plymouth maar ergens onderweg een obscure zijweg in te gaan en daar in de auto te overnachten. Vlak voor Pirongia gingen we een smalle weg in die uiteindelijk dood liep op een parkeerplek aan de rand van het enorme Pirongia Forest Park.
Helaas was de weg niet het enige dat dood liep. Onze eerste ontmoeting met een echte heuse kiwi (de vogel, niet de vrucht) liep slecht af voor het arme dier. Het ene moment was hij in een flits te zien in het licht van de koplampen, het volgende moment was het dier plat. We hadden er een erg rot gevoel over.
Dat wij niet de enigen waren die hier dood en verderf zaaien bleek toen we de volgende ochtend wakker werden. Nieuw Zeelanders profileren zich altijd als erg milieuvriendelijk, maar kennelijk is het volstrekt normaal om met de meest gruwelijke vergiffen rond te strooien ter bestrijding van Opossums. Maar ja, in Nederland kunnen we er ook wat van met de volstrekt onzinnige bestrijding van muskusratten – al gaat dat niet met gif maar met vallen – waarbij ook vele andere dieren het leven laten als onschuldige bijvangst. Maar da's een ander verhaal.
Het Pirongia Forest Park bleek een echt oerwoud met enorme boomvarens te zijn. Helaas hadden we deze dag niet al te veel tijd om er in lang in rond te kijken. We komen er zeker nog terug.
Nu zitten we in New Plymouth in het Flamingo Motel, een motel wat voor twee weken door het ziekenhuis (Ingeborgs toekomstige werkgever) betaald wordt. Er staat ook een huurauto tot onze beschikking voor twee weken; ook betaald door het ziekenhuis. Hierdoor verkeren we nu in de bizarre situatie dat we ineens twee auto's tot onze beschikking hebben.
De komende dagen gaan we op zoek naar een huis.
dinsdag 5 oktober 2010
Kersebloesems en tulpen
Op weg van Auckland naar New Plymouth werden we onthaald met lentegroen en bloesems. Langs de weg uitbundig bloeiende meidoorns, kersenbloesems en zelfs zagen we hier en daar wat tulpen.
De grote weg naar New Plymouth (374 km van Auckland) bleek een wat je in Nederland een 80-km-weg zou noemen. Een tweebaansweg die zich in stilte tussen de groene weilanden en het sprookjesachtige heuvellandschap door slingert. Af en toe opgeschrikt door een auto of een opossum, maar meestal lekker lui genietend van de stilte.
Naarmate we New Plymouth naderden kwamen we in steeds bergachtiger landschap en konden we de toegestane 100 km per uur niet meer halen. Bochten met adviessenlheden van 55 tot een enkele keer 25 km per uur zorgden in het donker, tezamen met het nog onwennige links rijden voor zweethanden en een zeer buikje van Ibi.
Reden dus om er de brui aan te geven en onze auto op een rustig doodlopend bergweggetje te parkeren en alle stoelen plat te leggen. Wat waren wij blij met onze ruime 7-seater, en onze zachte tassen met kleren die tussen de banken voor een zacht nestje voor Ibi zorgden.
De volgende morgen werden we wakker met het geluid van de Tui, die we helaas niet te zien kregen. Daarna de weg weer hervat, genietend van het mooie landschap. Een ander groot voordeel van het overdag rijden.
De grote weg naar New Plymouth (374 km van Auckland) bleek een wat je in Nederland een 80-km-weg zou noemen. Een tweebaansweg die zich in stilte tussen de groene weilanden en het sprookjesachtige heuvellandschap door slingert. Af en toe opgeschrikt door een auto of een opossum, maar meestal lekker lui genietend van de stilte.
Naarmate we New Plymouth naderden kwamen we in steeds bergachtiger landschap en konden we de toegestane 100 km per uur niet meer halen. Bochten met adviessenlheden van 55 tot een enkele keer 25 km per uur zorgden in het donker, tezamen met het nog onwennige links rijden voor zweethanden en een zeer buikje van Ibi.
Reden dus om er de brui aan te geven en onze auto op een rustig doodlopend bergweggetje te parkeren en alle stoelen plat te leggen. Wat waren wij blij met onze ruime 7-seater, en onze zachte tassen met kleren die tussen de banken voor een zacht nestje voor Ibi zorgden.
De volgende morgen werden we wakker met het geluid van de Tui, die we helaas niet te zien kregen. Daarna de weg weer hervat, genietend van het mooie landschap. Een ander groot voordeel van het overdag rijden.
zaterdag 2 oktober 2010
Aangekomen
Een kort berichtje. We zijn aangekomen in Nieuw Zeeland, en zitten op dit moment in de jeugdherberg in Auckland. Er is 11 uur tijdsverschil op dit moment.
De kindjes maken het goed, hoewel ze af en toe erg druk zijn. Ibrich heeft heel weinig geslapen tijdens de vliegreis van meer dan 24 uur. Wij zijn ook behoorlijk moe, maar ik heb het idee dat dat meer komt van de duur van de reis zelf, dan dat dat met "jetlag" te maken heeft. In zo'n vliegtuig slaap je toch weinig, ook al is het oersaai. Ik weet nu in elk geval ook weer (na X-man: Wolverine) waarom we thuis geen televisie hebben en waarom hollywood sucks - wat een armzalig stompzinnig gedoe.
Wat eerste indrukken: een vrij hoge hippie-sfeer, veel aziatische types, en een stad die nogal rommelig is, en weinig karakter heeft - althans wat ik er nu van gezien heb. Het is vrij gebruikelijk zinnen te eindigen met "mate": "Thanks, mate.", "Cool, mate..", etc etc.
De eerste vogels die ik gesignaleerd heb waren (hou je vast): veel huismussen, veel merels en een zanglijster die fanatiek de snavel van een opgeschoten jong zat vol te proppen. Inderdaad, precies dezelfde soorten als bij ons thuis, en inderdaad ook allemaal import vanuit Europa. Ze schijnen hier welig te tieren.
Erg uitbundig lente is het niet, ondanks die jonge zanglijster. Misschien komt dat omdat we in de stad zitten. Nergens uitbarstingen van lentebloemen of bloesems. Er staan wel een aantal bomen in pril blad, maar de meeste bomen zijn duidelijk het hele jaar groen. Er staan ook veel palmen, ondanks het feit dat het best koud schijn te kunnen zijn 's winters. Koud is het niet vandaag, maar warm ook niet: krap 16 graden.
Jitse wilde al naar school bellen, maar moest tot zijn teleurstelling aanhoren dat het zaterdag was. Ibi vond het eigenlijk al weer mooi en wilde wel weer van huis. Jitse protesteerde daar tegen: Dan zou hij volgende week aan zijn vriendjes op school moeten vertellen dat we vier hele dagen in het vliegtuig hadden gezeten en niks gezien hadden, alleen omdat Ibi zo nodig weer naar huis wilde. Dus omdat zowel wijzelf als Jitse wilden blijven, hebben we nog niet het vliegtuig naar huis genomen.
Tijd om naar bed te gaan en nog even wat bij te slapen..
De kindjes maken het goed, hoewel ze af en toe erg druk zijn. Ibrich heeft heel weinig geslapen tijdens de vliegreis van meer dan 24 uur. Wij zijn ook behoorlijk moe, maar ik heb het idee dat dat meer komt van de duur van de reis zelf, dan dat dat met "jetlag" te maken heeft. In zo'n vliegtuig slaap je toch weinig, ook al is het oersaai. Ik weet nu in elk geval ook weer (na X-man: Wolverine) waarom we thuis geen televisie hebben en waarom hollywood sucks - wat een armzalig stompzinnig gedoe.
Wat eerste indrukken: een vrij hoge hippie-sfeer, veel aziatische types, en een stad die nogal rommelig is, en weinig karakter heeft - althans wat ik er nu van gezien heb. Het is vrij gebruikelijk zinnen te eindigen met "mate": "Thanks, mate.", "Cool, mate..", etc etc.
De eerste vogels die ik gesignaleerd heb waren (hou je vast): veel huismussen, veel merels en een zanglijster die fanatiek de snavel van een opgeschoten jong zat vol te proppen. Inderdaad, precies dezelfde soorten als bij ons thuis, en inderdaad ook allemaal import vanuit Europa. Ze schijnen hier welig te tieren.
Erg uitbundig lente is het niet, ondanks die jonge zanglijster. Misschien komt dat omdat we in de stad zitten. Nergens uitbarstingen van lentebloemen of bloesems. Er staan wel een aantal bomen in pril blad, maar de meeste bomen zijn duidelijk het hele jaar groen. Er staan ook veel palmen, ondanks het feit dat het best koud schijn te kunnen zijn 's winters. Koud is het niet vandaag, maar warm ook niet: krap 16 graden.
Jitse wilde al naar school bellen, maar moest tot zijn teleurstelling aanhoren dat het zaterdag was. Ibi vond het eigenlijk al weer mooi en wilde wel weer van huis. Jitse protesteerde daar tegen: Dan zou hij volgende week aan zijn vriendjes op school moeten vertellen dat we vier hele dagen in het vliegtuig hadden gezeten en niks gezien hadden, alleen omdat Ibi zo nodig weer naar huis wilde. Dus omdat zowel wijzelf als Jitse wilden blijven, hebben we nog niet het vliegtuig naar huis genomen.
Tijd om naar bed te gaan en nog even wat bij te slapen..
Abonneren op:
Posts (Atom)