donderdag 23 december 2010

Turbo-katteogen, spiraalkoppoten en de lantaarn van Aristoteles

We kregen geen goede inzendingen op de prijsvraag van vorige keer, dus de hoofdprijs van 7 miljoen blijft in de pot.

De oplossing was als volgt:

1. Operculum van Turbo smaragdus
De ronde, afgeplatte knoopjes met een spiraaltekening op de platte zijde zijn geen slakkenhuisjes, want ze zijn helemaal massief, en er kan dus met geen mogelijkheid een dier ingezeten hebben. Het zijn opercula. Een operculum is het klepje waarmee slakken hun slakkenhuis afsluiten. De meeste slakken hebben zo'n klepje. Met name bij litorale slakkensoorten is het operculum stevig ontwikkeld, omdat het er voor zorgt dat het huis goed afgesloten wordt als de slak bij laag water droog valt. Op deze manier voorkomt het dier uitdroging.
Turbo smaragdus heeft een schelp die stevig is en die meestal een paar centimeter groot is. Ze komen hier algemeen voor op rotsen in de getijdenzone. Deze soort is endemisch voor Nieuw Zeeland, wat wil zeggen dat ze alleen hier in Nieuw Zeeland voorkomen. Maar wereldwijd zijn er vele Turbo-soorten, en allemaal maken ze soortgelijke klepjes.
De klepjes van deze soorten worden vaak als sierraad gebruikt in hangertjes en dergelijke. Ze heten dan katteogen.


2. Inwendige schelp van Spirula spirula, een inktvissensoort


Het mooie fijne spiraalschelpje is de inwendige schelp van een inktvissensoort, Spirula spirula ofte wel de posthoorninktvis. Dit is een heel algemene diepzeeinktvis, die zeer zelden levend gevonden wordt. De schelpjes echter spoelen heel vaak aan, en dat komt natuurlijk omdat ze - integenstelling tot de meeste andere schelpen - drijven.
Het zijn bijzondere schelpjes die wel wat aan de schelp van fossiele ammonieten doen denken, of aan de schelp van het levend fossiel de Nautilus. De overeenkomst is dat het schelpje bestaat uit verschillende van elkaar gescheiden luchtkamers. Het verschil is dat ammonieten en nautilussen uitwendige schelpen zijn, en dit schelpje is inwendig.
Het schelpje dient dan ook niet ter bescherming van het dier, maar heeft dezelfde functie als een zwemblaas bij vissen: evenwicht en uitbalancering. Door de lucht in de kamertjes kan het dier er voor zorgen dat zijn lichaam even zwaar is als het omliggende water, en dat hij met de kop omlaag blijft zweven - wat de bedoeling is.
Het dier zelf is een centimeter of 4 groot, en heeft 10 tentakels op z'n kop zitten. Het is een vrij uniek beestje, in die zin dat het geen naaste verwanten meer heeft. Het is nog het meest verwant aan belemnieten, uitgestorven inktvisjes waarvan de langwerpige, sigaarvormige schelp heel veel gevonden wordt.
De soort is tropisch, maar de schelpjes kunnen in principe overal aanspoelen. Men schat dat de schelpjes soms jaren op zee kunnen drijven voordat ze ergens aanspoelen. En zo komen ze dus ook massaal op de stranden hier terecht, want Nieuw Zeeland is natuurlijk verre van tropisch.


3. Lantaarn van Aristoteles.

Het laatste object is een lantaarn van Aristoteles, oftewel het kauwapparaat wat in de mond van een zeeegel zit. Dit exemplaar is nog helemaal gaaf en intact, en dat is vrij zeldzaam. Het is een ingewikkelde constructie bestaande uit vijf kalkplaten.

Geen opmerkingen: