donderdag 5 april 2007

Vogelen in Brazilië

Een heel fanatieke vogelaar ben ik niet, in de zin van dat ik er regelmatig op uittrek om bijzondere vogels te gaan 'scoren'. Dat komt eigenlijk vooral omdat zeldzaamheden me eigenlijk helemaal niets zeggen. De leukste vogeltjes vind ik altijd nog de meest gewone, die je overal in elke wijk kan zien. Omdat zangvogels mijn favoriete groep is, is voor de herkenning het geluid veel belangrijker dan het zien van de vogel.

Daarom had het wat een wrang gevoel om juist in deze tijd van het jaar, midden in het losbarsten van het vogelzangwalhalla, te vertrekken naar het buitenland. Maar, om met een filosofies voetballer te spreken: "elk nadeel hep se voordeel": in een ander deel van de wereld zijn ook vogeltjes. En dat vogelen is hier een enorm avontuur, want waar ik in Nederland elk zangvogelpiepje onmiddelijk herken, wordt je hier weer helemaal op kennisniveau nul teruggeworpen, en kun je weer helemaal opnieuw beginnen. Heel spannend, maar ook heel lastig.

Want anders is het hier. Juist die wereld van de zangvogels is zo enorm verschillend, dat er nauwelijks overeenkomstige groepen zijn. Onder de niet-zangvogels is alles nog redelijk herkenbaar: ook hier heb je roofvogels, uilen, nachtzwaluwen en eenden, om maar willekeurig wat families te noemen. Natuurlijk heb je hier wat families die bij ons niet voorkomen (zoals kolibri's en papegaaien), maar die zijn dan ook meteen heel makkelijk te herkennen.

Anders is dat bij de zangvogels: daar is dus vrijwel niets hetzelfde. Dat komt omdat, evolutionair/taxonomisch gezien, de zangvogels opgedeeld worden in twee enorme grote groepen: de "suboscines" of Tyranni, en de "passerines". Het verschil zit 'm in onder andere een heel andere anatomie van het orgaan om geluid mee te maken (bij ons de stembanden, bij zangvogels werkt dat heel anders). De Passerines ofwel "gewone" zangvogels komen overal op de wereld voor, hoewel ze in de oude wereld beduidend beter vertegenwoordigd zijn dan in de nieuwe. De Subocines komen alleen in de nieuwe wereld voor - en zijn dus de groep die hier het beste vertegenwoordigd is. De zangvogels (en met name de Subocines) zijn dus zeer duidelijk ontstaan op een moment in de evolutie dat de Amerikaanse continenten al lang en breed buiten vliegafstand waren van de meeste zangvogeltjes. Hoewel vogels natuurlijk vaak enorme afstanden kunnen vliegen tijdens trektijd, is die trek altijd klimaat-gerelateerd, en vind daarom eigenlijk alleen in Noord-Zuid-richting plaats. Daarom zijn er dus vrij weinig zangvogelfamilies geweest die vanuit de oude wereld de oceaan overgewaaid zijn.

In Europa bestaan er onder de zangvogels enkele typerende enorme families met tientallen soorten - bij voorbeeld de zangers, en de lijsters. Het is dan heel bizar om te merken dat die zangers hier totaal niet voorkomen - het blijkt typisch een groep voor de oude wereld. Ook de lijsterachtigen zijn zwaar vertegenwoordigd in Europa, maar hier nauwelijks - grappig genoeg komen hier alleen enkele "echte lijsters" voor (verwant aan de merel dus), terwijl "lijsterachtigen" zoals roodborsten, roodstaarten en nachtegaalachtige beestjes hier totaal ontbreken.

De suboscines zangvogels kenmerken zich door enkele enorme families die hier voorkomen, zoals daar zijn de "ovenbirds" met meer dan 100 soorten, de "antbirds" met tegen de 150 soorten, en de grootste groep, de "Tyrant flycatchers", met meer dan 150 soorten - deze laatste niet te verwarren met de europese vliegenvangers, want die zijn totaal niet verwant, en komen hier dus weer helemaal niet voor.
Met name deze laatste groep is een crime, met hele bladzijden in het vogelboek van beestjes die er bijna exact hetzelfde uitzien, namelijk bruingrauw van boven en geelgrauw van onder (daarin lijken ze dus wel wat op onze zangertjes, maar dan met een beetje een haaksnaveltje en iets geler).

(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen: