zaterdag 15 december 2007

De stad die nooit slaapt

Vanaf het begin was het doel om in deze stad aan te landen, en nu is het dan gelukt: Salvador, ooit de hoofdstad, nu de derde stad van Brazilië, en volgens sommigen de meest bruisende. We zijn hier gekomen op Patette naar het vliegveld te brengen. Het is één uur 's nachts, en we zitten in de Cidade Alta, welke gelegen is op een bergrug die honderd meter boven de lage stad en de haven uittorend. En precies aan de voet van die helling bevind zicht een kloosterachtig gebouw met een ruime binnenplaats, waarom een man of duizend samengeschoold zijn om de kunsten van een locale band aan te horen. De herrie van dit concert schalt heerlijk omhoog en dendert onze kamer binnen alsof we ter plekke tussen het publiek zitten. En dat is luid, zeker als je slapen wilt en het muziek is die je bepaald niet boeit.

We waren gewaarschuwd: in de zomermaanden is het in Salvador in het historisch centrum nooit stil. Dus dachten we slim te zijn, en vlak buiten het historisch centrum in de cidade alta te gaan zitten, in Carmo. Op nog geen 100 meter van de historische geselplaats van slaven, Largo Pelhourinho, hetgeen uiteraard het middelpunt van alles is, want slaven geselen dat is natuurlijk iets wat centraal diende te gebeuren, duidelijk zichtbaar voor iedereen als goed voorbeeld.






De historische binnenstad, de Pelhourinho, is behalve dat het op de Unesco wereld-erfgoedlijst staat, ook nog een gekkenhuis. Smalle steil omhoog gaande kinderkopjeswegen, omzoomd door kleurige, vaak in meer of mindere staat van verval verkerende koloniale gevels. Elk tweede huis is een artisenaria waar ze schilderijen, souvenirs, of muziekinstrumenten verkopen, en elk derde huis is een restaurant, eettent of bar. Elke tien meter wordt je aangeklampt door iemand die je hetzij in een restaurant wil lozen, hetzij ruitenwissers voor je auto probeert te verkopen (of tassen geheel bestaand uit rits, of chocolade, of... of...), hetzij zit te bedelen, hetzij en ga zo maar door. Vanaf elke straathoek tettert muziek op je af, of via de speakers van een platenwinkel, of door een Bahiaanse drumband die menen de acoustiek van de historische gevels te moeten gebruiken voor hun oefensessies op straat.




WC-papier is handig spul. Twee velletjes opgerold tot een kokertje, en door midden gebroken, levert een stel uitstekende oorproppen op. Het schijnt dat het concert tot drie uur in de nacht voortgeduurd heeft, maar dank zijn deze oorproppen heb ik uiteindelijk toch nog goed geslapen.

En de bruisende levendigheid van zo'n miljoenenstad is best leuk - maar twee dagen is meer dan genoeg voor ons provinciaaltjes; daarna werkt de chaos & de herrie ons op de zenuwen, en verlangen we weer terug naar onze ingeslapen provinciestadjes. Zoals Ilhéus, daar aan het strand, in onze Cabana Paraiso Tropical, waar je 's nachts alleen de branding hoort brullen, en de wind die de palmbladen doet klapperen.


Geen opmerkingen: