Ik schreef al eerder over de
spectaculaire fauna van Nieuw zeeland die eigenlijk goedbeschouwd helemaal niet zo spectaculair is. Dat die natuur hier niet spectaculair is heeft een reden: homo sapiens, de mens. Als een soort Henk-Bleker-avant-la-lettre heeft die mens hier een enorme de-spectacularisatie veroorzaakt.
Vroeger was het hier namelijk wel spectaculair. Dat komt omdat hier geen zoogdieren voorkomen, van nature - en dus ook geen Henk Blekers. De ecologische niches die overal elders op de wereld door de zoogdieren bezet zijn, waren hier in Nieuw Zeeland bezet door reptielen, insecten en vooral vogels.
In normaal Nederlands betekent dat: daar waar in de rest van de wereld rondscharrelende muizen opgevreten worden door jagende hermelijnen en grazende gazelles te grazen worden genomen door bovenmaatse poezen of honden, daar zat het hier in Nieuw Zeeland toch beduidend anders in elkaar.
Die muizen bij voorbeeld, die hadden vleugeltjes – waarmee ze niet eens meer konden vliegen. En die gazelles van hier waren enorme loopvogels:
moa van wel 3 meter hoog soms – de enige vogels zonder vleugels die er (naar men weet) ooit bestaan hebben.
Wat ook nogal anders was, is dat de hermelijntjes uit de lucht kwamen vallen, evenals de locale varianten van die tijgers en wolven dat hier deden. De laatste in de vorm van de
Haast Eagle, de grootste roofvogel die er ooit bestaan heeft; de "hermelijnen" waren vooral de
New Zealand Falcon.
Het gevaar kwam dus vooral uit de lucht; vandaar dat veel vogelsoorten het vliegvermogen verloren hadden: als het gevaar uit de lucht komt kun je toch niet wegvluchten door te vliegen – weg kruipen tussen de dichte struiken is dan veel handiger. Temeer omdat echte landpredatoren totaal afwezig waren. Dat verklaart ook waarom het compleet mis ging toen de mens die in ging voeren in de vorm van ratten, wezels, hermelijnen en katten. Exemplarisch is
Jitses kakapo: een enorme papegaai die niet kan vliegen, die vertrouwt op z'n schutkleur, en die ook nog eens een uur in de wind meurt. Allemaal eigenschappen die geen kwaad kunnen bij een Haast Eagle, maar die funest zijn in combinatie met een kat of een wezel.
Nu is alles dus anders. De enige niet-vliegende soort die het nog redelijk doet is de
weka. De rest is of uitgestorven (43 soorten, 33%), of moet met heel veel moeite daarvan weerhouden worden, zoals
Takahe (een niet vliegende, bovenmaatse waterhoen), Stitchbird, Yellowhead, Black Robin en natuurlijk kakapo. Nieuw Zeeland heeft in dat opzicht een wereldwijde koppositie ingenomen: het op het nippertje van de ondergang redden van soorten door ze allemaal te vangen (niet zo moeilijk als er nog een stuk of 10 over zijn) en ze vervolgens te verplaatsen naar kleine eilandjes een eind uit de kust die nog niet door wezels ingenomen zijn. Een beestje waarbij dat echt op het nippertje was, is de
Black Robin. In de jaren 70 waren er nog precies 5 over, waarvan 1 vrouwtje. Deze is "old blue" genoemd, en dus de oermoeder van alle nog levende Black Robins. Nu zijn er weer een stuk of 200 - nog bepaald geen enorme aantallen, maar zeker meer dan 5.
Zulk soort projecten zijn er ook voor Takahe (een soort enorme, niet vliegende waterhoen, 250 over), Yellowhead, Kokako, Whio (een fluitende eend die alleen in snelle bergrivieren voorkomt), Brown Teal en natuurlijk kakapo (200 over).
Ook beroerd gaat het met de New Zealand Falcon, een endemische variant van onze boomvalk. Hiervan zijn er nog een stuk of 1300 over.
Op onze trip door Rotorua moesten Ingeborg en Saskia cultureel gaan doen in een maoridorp, terwijl ik de kinderen mocht bezighouden. Jitse had een folder opgedoken uit een toeristenattractierek op de camping:
wingspan, opvangpark voor roofvogels. Daar moest hij heen.
Als toeristische attractie stelde het niet zo veel voor, ook al omdat Nieuw Zeeland maar twee soorten roofvogels heeft. Naast de zeldzame New Zealand Falcon de Australische Swamp Harrier, een zeer algemene locale variant van de Bruine Kiekendief. Omdat twee soorten wat karig is, hadden ze ook de enkele uilensoort die er nog over is onder hun hoede genoemen.
De meeste aandacht gaat dus uit naar die valk, want ja, wat zeldzaam is is natuurlijk veel mooier en boeiender. Bij wingspan worden gewonde of verweesde valken opgelapt en als het mogelijk is weer vrij gelaten. Er zijn ook een aantal vogels die als weeskuiken door mensen grootgebracht zijn, en daardoor niet terug kunnen de natuur in. Met name met deze dieren wordt er dagelijks een vliegshow gegeven, om het toch wat spectaculair te houden, en natuurlijk om geld in te zamelen voor het goede werk.
Een mooie gelegenheid om wat foto's te schieten van de betreffende dieren.