Onze eerste confrontatie met Braziliaans "boeventuig" is een feit. Vrees niet, wij hebben het er levend afgebracht, al kunnen vele anderen dit niet navertellen. Het verhaal vanaf het begin dan maar:
We zouden dus naar Aguas Santas, hier net buiten Sao Joao del Rei, na een tip van een locale hippie dat daar wel leuke zwempoelen bij een riviertje midden in de rimboe waren. Het plan was om een nacht extra in het hotel te blijven, en dus de hele dag hier voor uit te trekken. Zo gezegd zo gedaan, en zo'n 10 km buiten het stadje vonden we inderdaad een Balneario. Volgens de beschrijving lieten we deze gewoon links liggen.
Een jongen van de lokale "motor-gangie" (de "super-legais") die we naar het pad vroegen waarschuwde ons dat het veel te steil en ook te gevaarlijk was, vanwege de overvallen. Aan het eind van de lange parkeerplaats vonden we een pad dat de berg op leidde. Daar troffen we twee mannen aan, waarvan de eerste ons opnieuw waarschuwde: "Veel te gevaarlijk, jullie kunnen dit niet op".
"Waarom dan?" wilde Ingeborg weten, en ik voegde er aan toe: "Overvallen, slangen??"
"Het pad is te moeilijk en te steil, en er vinden soms overvallen plaats".
"Maar gaan jullie er ook heen?"
De andere man knikte, en de eerste (met bromfietshelm, die blijkbaar ergens op zat te wachten, al was volstrekt onduidelijk waarop) gaf een vaag antwoord dat Ingeborg opvatte als een bevestiging.
"Maar waarom is het voor jullie dan niet gevaarlijk en voor ons wel?" ging Ingeborg door.
De man met de helm lachte: "Ja, jullie zijn anders, jullie zien er anders uit, jullie zijn buitenlanders. Dat trekt boeven aan. Voor jullie is het nog gevaarlijker".
"Hoe vaak zijn er de laatste vijf jaar mensen overvallen hier?" vroeg Ingeborg.
Ondertussen had de achterste man al wat zitten te gebaren naar Ingeborg dat het allemaal wel meeviel, en deze bood nu aan ons wel te willen begeleiden daar naar toe.
Aldus togen we op weg. De man bleek Luciano te heten, en hij was in de buurt opgegroeid. De laatste tien jaar ging hij elk weekend terug naar de serra. Hij vertelde dat zijn vrouw vroeger ook enthousiast meeging, maar zodra ze getrouwd waren was dat ineens afgelopen. Z'n vrouw had hem er ingeluisd, lachte hij. Dus nu ging hij doorgaans alleen op pad.
Een flink deel van de weg liep hij met de rugzak waar Ibrich in zat op, en een klein stukje heeft hij Jitse ook nog gedragen. Het pad was inderdaad af en toe erg steil, maar niet bijzonder pittig verder, hoewel het wel erg heet was. Het pad was onderdeel van de Estrada Real, de oude slavenweg om goud uit de mijnen naar Rio te vervoeren. Dit was te zien aan het feit dat het nogal breed was, en geplaveid met enorme keien en rotsblokken. De aanleg moet echt een onmenselijk werk geweest zijn.
Wat ook opviel onderweg waren de grote stukken natuur die zwartgeblakerd waren. Ik vroeg Luciano naar het waarom ervan, en hij zuchtte diep. "Homens", begon hij, en toen een verhaal dat Brazilianen erg onverantwoordelijk en "ignorant" zijn wat dit aan gaat, en dat bij velen het idee heerst dat zo'n vuur goed is voor de grond. Vijf jaar was er geen vuur geweest, en in één dag waren er grote stukken afgefikt. Gister op de weg hiernaartoe hadden we ook al meer dan eens aan de horizon een flinke brand gezien. Het nut zou zijn dat het gras dan beter groeit, zodat ze er vee op los kunnen laten.
Uiteindelijk kwamen we aan bij een riviertje dat behoorlijk droog stond, maar desalniettemin een aantal redelijke mooie en vrij diepe zwempoelen had (tot anderhalve meter diep). Luciano gaf het goede voorbeeld door in de eerste diepe poel te springen vanaf een hoog rotsblok. De rest volgde uiteraard.
Luciano liet ons nog een "muitu feo bicho" zien, een roofzuchtig dier. Het ging om libellelarven. Ook vertelde hij over de kikkers die hier zaten, en die hij alleen zag maar anderen nooit, maar waar ik er toevallig ook al één van gevonden had. Deze dieren drukken zich voor dood tegen een rotsblok aan, en aangezien ze precies de kleur van een met korstmos bedekte steen hebben, zijn ze dan bijna onzichtbaar.
Ook vertelde hij dat deze plek eerst een grote bende was met allemaal afval, en dat hij elke keer wanneer hij er kwam wat troep meegenomen had, totdat het schoon was. Ook nu deed hij dat nog steeds als hij rommel aantrof, want "lixo attraia lixo", afval trekt afval aan.
Na een tijdje ging Luciano weer terug, nadat we e-mail-adressen en telefoonnummers uitgewisseld hadden. Wij verkasten een stukje naar een wat meer stroomafwaarts gelegen bijna opgedroogde waterval met een mooie flink beschaduwde poel daarachter.
Toch bleek de plek aardig bekend, want we hebben er nog verscheidene mensen zien zwemmen en rondscharrelen. Tegen het einde van de dag aanvaardden we de terugtocht, maar we waren nog niet ver gekomen toen we vier figuren tegen kwamen. Achter hen was er een zojuist begonnen vuur aan het woeden. Verbijsterd staarden we er naar. Dit moest aangestoken zijn. Maar we konden niets doen - een minuut eerder ter plekke zijn had nog kunnen helpen, maar het vuur werd steeds groter, en de vlammen kwamen al tot meer dan twee meter hoog. Jitse was ook diep onder de indruk.
Op de terugweg keken we nog herhaaldelijk om, en zagen we de rookwolken nog immer omhoog kronkelen. Vanaf een hoger punt zagen we echter een nieuw fik, dat nog hoger oplaaide, verderop op de berg. Precies in de richting waarin de vier verdachte figuren waren vertrokken, en waar hun pad hen langs gevoerd moest hebben. In de bewoonde wereld aangekomen hebben we nog meteen de mensen van de balneario gewaarschuwd, en die zouden en de politie en de brandweer bellen, maar brandstichting in de natuur is hier zo frequent dat het waarschijnlijk niets uithaalt.
Verbijsterend is het wel: ga je daar een dagje zwemmen bij een riviertje, en na afloop steek je de boel gewoon in de hens. Tuig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten